SNELHEIDSREGELAAR
1
Inschakelen
Druk op de schakelaar 1, aan de kant
Het groene controlelampje (6) gaat branden
en de boodschap "REGELAAR" verschijnt
op het instrumentenpaneel met streepjes
om aan te geven dat de snelheidsregelaar is
ingeschakeld en wacht op het opslaan van
een snelheid.
2.36
(2/4)
Instellen van de snelheid
Rijdend met een constante snelheid (vanaf
.
ongeveer 30 km/u) drukt u op de schake-
laar 2 (+): de functie wordt ingeschakeld en
de actuele snelheid wordt opgeslagen.
De ingestelde snelheid vervangt de streep-
jes en de instelling wordt bevestigd door een
boodschap op het instrumentenpaneel en
het groene controlelampje 7 en het contro-
lelampje 6.
6
7
Het rijden
Als een snelheid in het geheugen is vastge-
legd en de regeling ingeschakeld is, kunt u
uw voet van het gaspedaal nemen.
2
3
Let op: u moet de voeten dicht
bij de pedalen te houden om te
kunnen ingrijpen bij noodsitua-
ties.
4
5