WAARSCHUWING BIJ VERLIES VAN BANDENSPANNING
SYSTEEM B (vervolg)
Corrigeren van de bandenspanning
De bandenspanning moet koud worden
gecorrigeerd (raadpleeg de sticker op de
zijkant van het bestuurdersportier).
Indien u de bandenspanning niet bij koude
banden kunt controleren, moet u de opge-
geven waarden met 0,2 tot 0,3 bar (3 PSI)
verhogen.
Verlaag nooit de spanning van een
warme band.
2.26
Vervangen van wielen/banden
Voor dit systeem zijn specifieke uitrustingen
nodig (wielen, sierdoppen, enz.). Raadpleeg
de paragraaf "Banden" in hoofdstuk 5.
Raadpleeg een merkdealer voor het vervan-
gen van de banden en om de geschikte ac-
cessoires voor het systeem te kennen die
beschikbaar zijn: het gebruik van enig ander
accessoire kan de goede werking van het
systeem belemmeren of een wielsensor be-
schadigen.
Reservewiel
Het reservewiel, als uw auto daarmee is uit-
gerust, heeft geen wielsensor. Als die op
de auto gemonteerd is, knippert het con-
trolelampje
meerdere seconden
en blijft dan branden, samen met contro-
©
lelampje
. Afhankelijk van de auto
verschijnt de boodschap "BANDEN SENS
CONTROLE " op het instrumentenpaneel.
(9/9)
Spuitbussen voor bandenreparatie en
pompset
Vanwege de specifieke eigenschappen
van de ventielen, mag u alleen uitrustin-
gen gebruiken die door de merkdealer
goedgekeurd zijn. Raadpleeg de paragraaf
"Pompset voor de banden" in hoofdstuk 5.