WAARSCHUWING BIJ VERLIES VAN BANDENSPANNING
SYSTEEM A (vervolg)
De referentiewaarde voor de banden-
spanning opnieuw instellen
Deze gebeurt:
– na het oppompen van een van de banden
of het corrigeren van de bandenspanning
in een van de banden;
– wanneer de referentiespanning in de
banden moet worden gewijzigd om aan-
gepast te zijn aan de gebruiksomstandig-
heden (onbelast, belast, rijden op de au-
tosnelweg ...);
– na het verwisselen van een wiel
– na het gebruiken van de pompset voor de
banden
– na het wisselen van een wiel (dit wordt
echter afgeraden)
Deze test moet altijd gebeuren na controle
van de bandenspanning in de vier banden
als deze koud zijn.
De bandenspanning moet afgestemd zijn op
het huidige gebruik van de auto (onbelast,
belast, rijden op de autosnelweg ...).
2.20
2
Resetprocedure
Met het contact aan, afhankelijk van de auto:
– druk kort op een van de knoppen 3 of 4
om de functie "BANDENSPANNING SET
TPW" op het display 2 te selecteren;
– druk lang (ongeveer 3 seconden) op een
van de knoppen 3 of 4 om het resetten
te starten. Wanneer de boodschap "SET
TPW GESTART " ongeveer vijf secon-
den verschijnt, is het verzoek om de re-
ferentiewaarde voor de bandenspanning
opnieuw in te stellen verwerkt.
(3/9)
of
– druk kort op de knop 3 om de functie "SEt
tP" op het display 2 te selecteren
– druk lang (ongeveer 3 seconden) op
de knop 3 om het resetten te starten.
3
Wanneer de boodschap "SEt tP" eerst
ongeveer vijf seconden knippert en
daarna blijft branden, is het verzoek om
de referentiewaarde voor de banden-
spanning opnieuw in te stellen verwerkt.
4
Het resetten is afgerond na enkele minuten
rijden.