ACHTERUITRIJCAMERA
Werking
Bij het achteruitrijden geeft de camera 1 op
de klapdeur achter een overzicht van de om-
geving achter de auto op de spiegel 2 of, af-
hankelijk van de auto, op het multimediadis-
play 3, samen met een of twee (bewegende
en vaste) hulplijnen 4 en 5.
(1/2)
1
Opmerking: zorg ervoor dat de achteruitrij-
camera niet bedekt is (vuil, modder, sneeuw,
condensatie, enz.).
Deze functie is een extra hulpmiddel. De bestuurder moet altijd opletten en blijft
verantwoordelijk.
De bestuurder moet altijd op zijn hoede blijven voor plotselinge gebeurtenissen
tijdens het rijden: let dus altijd op of er zich bij het manoeuvreren geen kleine,
smalle obstakels (zoals een kind, dier, kinderwagen, fiets, steen, paaltje, enz.) in uw blinde
hoek bevinden.
2
3
NB: afhankelijk van de auto kunt u sommige
parameters vanaf het multimediadisplay 3
instellen. Raadpleeg de gebruiksaanwijzing
van de uitrusting.
2.41