32
3. Strip de isolatiemantel van de vermogenskabel ver
genoeg om de afzonderlijke aders te kunnen leggen.
4. Strip de isolatiemantel van de motorkabel zover dat
de koperen afscherming blootligt, zodat de
afscherming kan worden gedraaid tot een bundel
(pigtail). Houd de bundel korter dan vijf keer de
breedte om EMC-straling tot een minimum te
beperken.
Aarding over 360° onder de klem wordt aanbevolen
voor de motorkabel om EMC-straling tot een
minimum te beperken. Verwijder in dit geval de
kabelmantel bij de kabelklem.
5. Leg beide kabels door de klemmen.
6. Strip de vermogens-/motoraders en de
vermogensaardader en sluit ze aan op de
omvormerklemmen. Zie de tabel rechts voor de
aanhaalmomenten.
Opmerking: Zie voor frame-afmeting R6 de sectie
Overwegingen bij voedingsaansluitklemmen – R6
frame-afmeting
7. Sluit de bundel (pigtail), aan het eind van de
motorkabelafscherming, aan op de GND-klem
(gemeenschappelijke aarde).
8. Installeer kabelgoot/wartelkast en draai de
kabelklemmen vast.
9. Breng de kabelklem(men) voor de besturingskabel(s)
aan. (Vermogens-/motorkabels en -klemmen niet weergegeven.)
10. Strip de kabelmantel van de besturingskabels en twist de koperen afscherming tot
een bundel (pigtail).
11. Leg de besturingskabel(s) door de klem(men) en
draai de klem(men) vast.
12. Sluit de bundel (pigtail) van afschermingen van digitale
en analoge I/O-kabels aan op X1-1. (Alleen aan
omvormerzijde aarden.)
13. Strip de aders van de besturingskabels en sluit ze
aan op de omvormerklemmen. Zie de sectie
besturingsaansluitingen
aanhaalmoment van 0,4 N·m (0,3 lb·ft).
14. Installeer het deksel van de kabelgoot/wartelkast
(1 schroef).
Installatie
op pagina 302.
op pagina 29. Gebruik een
ACS550-01/U1 gebruikershandleiding
6
6
3
8
Frame-
afmeting
R1, R2
R3
R4
R5
R6
8
9
12
13
Tabel
11
7
4
IP2001
Aanhaalmoment
N·m
lb·ft
1.4
1
2.5
1.8
5.6; PE: 2 4; PE 1.5
15
11
40; PE: 8 30; PE: 6
X0005
X0006
IP2003