ACS550-01/U1 gebruikershandleiding
Groep 21: START/STOP
Deze groep bepaalt hoe de motor start en stopt. De ACS550 ondersteunt diverse
start- en stopmogelijkheden.
Code Omschrijving
2101 START FUNCTIE
Bepaalt de startmethode voor de motor. De geldige opties zijn afhankelijk van de waarde van parameter 9904
.
CTRL MODE
1 =
– Automatische startmodus.
AUTO
• Vectorbesturingsmodi: in de meeste gevallen de optimale start.. De omvormer selecteert automatisch de juiste
uitgangsfrequentie om een draaiende motor te starten.
•
modus: Onmiddellijke start bij een frequentie gelijk aan nul. Identiek aan de keuze 8 =
SCALAR
2 =
– DC-magnetiserende startmodus.
DC MAGN
Opmerking: De DC-magnetiserende startmodus kan geen draaiende motor starten.
Opmerking: De omvormer start nadat een vooraf bepaalde voormagnetiseringstijd (param. 2103
verstreken, zelfs als de magnetisering van de motor niet voltooid is.
• Vectorbesturingsmodi: magnetiseert de motor met gelijkstroom binnen de tijd bepaald door parameter 2103
. Na het verstrijken van de magnetiseringstijd wordt normale besturing onmiddellijk vrijgegeven. Deze
MAGN TIJD
keuze waarborgt het hoogst mogelijke startkoppel.
•
modus: magnetiseert de motor met gelijkstroom binnen de tijd bepaald door parameter 2103
SCALAR
. Na het verstrijken van de magnetiseringstijd wordt normale besturing onmiddellijk vrijgegeven.
TIJD
3 =
– Vliegende-startmodus.
SCLR VL STRT
• Vectorbesturingsmodi: niet van toepassing.
•
modus: De omvormer kiest automatisch de juiste uitgangsfrequentie om een draaiende motor te starten
SCALAR
– dit is nuttig als de motor al draait en de omvormer zal vloeiend met de actuele frequentie starten.
• Kan niet gebruikt worden in systemen met meerdere motoren.
4 =
KOPPEL BOOST
• Kan noodzakelijk zijn bij omvormers met een hoog startkoppel.
• Koppelverhoging wordt alleen bij de start toegepast en eindigt wanneer de uitgangsfrequentie 20 Hz overschrijdt
of gelijk is aan de referentie.
• Aan het begin magnetiseert de motor met gelijkstroom binnen de tijd bepaald door parameter 2103
• Zie parameter 2110
5 =
+
– Zowel vliegende start als koppelverhoging (uitsluitend in
VL ST
BST
• Er wordt eerst een vliegende start uitgevoerd en de motor wordt gemagnetiseerd. Als het aantal toeren nul blijkt
te zijn, vindt koppelverhoging plaats
8 =
– Onmiddellijke start vanaf frequentie nul.
RAMP
2102 STOP FUNCTIE
Bepaalt de stopmethode van de motor.
1 =
– Het motorvoeding wordt onderbroken. De motor loopt uit tot stilstand.
UITLOOP
2 =
– Er wordt een deceleratiehelling gebruikt
HELLING
• De deceleratiehelling wordt bepaald door 2203
actief is).
2103 DC MAGN TIJD
Bepaalt de voormagnetiseringstijd ten behoeve van de DC-magnetiseringsstartmodus.
• Gebruik parameter 2101 om de startmodus te kiezen.
• Na de startopdracht zal de omvormer gedurende de hier ingestelde tijd de motor voormagnetiseren en daarna de
motor starten.
• Stel de voormagnetiseringstijd net lang genoeg voor volledige magnetisering van de motor. Een te lange tijd
veroorzaakt oververhitting van de motor.
– Automatische koppelverhogingsmodus (uitsluitend in
KOPP BOOSTSTROOM
.
1 of 2206
DECELER TIJD
RAMP
DC MAGN TIJD
modus).
SCALAR
modus).
SCALAR
2 (afhankelijk van welke
DECELER TIJD
143
MOTOR
.
) is
DC
DC MAGN
.
DC MAGN TIJD
Parameters