200
Code Omschrijving
8103 REFERENTIE STAP1
Stelt een percentage in dat wordt toegevoegd aan de procesreferentie.
• Uitsluitend van toepassing als tenminste één hulpmotor (constant toerental) in bedrijf is.
• Standaardwaarde is 0 %.
Voorbeeld:Een ACS550 bedient drie parallelle pompen die de waterdruk in een buis handhaven.
• 4011 De referentiewaarde voor constante druk wordt ingesteld door
bepaalt.
• Bij laag waterverbruik is alleen de pomp met geregeld toerental in gebruik.
• Bij toenemend waterverbruik wordt eerst één pomp met constant toerental gestart, daarna de tweede.
• Naarmate de volumestroom van het water toeneemt, daalt de druk aan de uitgang van de buis ten opzichte van de
druk gemeten aan de ingang. Naarmate meer hulpmotoren worden ingeschakeld om de volumestroom te
verhogen, kunnen de onderstaande aanpassingen de referentie corrigeren, zodat deze beter overeenkomt met de
uitgangsdruk.
• Wanneer de eerste hulppomp in werking is getreden, verhoog dan de referentie met parameter 8103
1.
STAP
• Wanneer twee hulppompen in werking zijn getreden, verhoog dan de referentie met parameter 8103
1 + parameter 8104
STAP
• Wanneer drie hulppompen in werking zijn getreden, verhoog dan de referentie met parameter 8103
1 + parameter 8104
STAP
8104 REFERENTIE STAP2
Stelt een percentage in dat wordt toegevoegd aan de procesreferentie.
• Uitsluitend van toepassing als tenminste twee hulpmotoren (constant toerental) in bedrijf zijn.
• Zie parameter 8103
8105 REFERENTIE STAP3
Stelt een percentage in dat wordt toegevoegd aan de procesreferentie.
• Uitsluitend van toepassing als tenminste drie hulpmotoren (constant toerental) in bedrijf zijn.
• Zie parameter 8103
8109 START FREQ 1
Stelt de frequentielimiet in gebruikt voor het starten van de eerste hulpmotor. De eerste hulpmotor start als:
• Er geen hulpmotoren draaien.
• De uitgangsfrequentie van de ACS550 uitstijgt boven de limiet:
8109 + 1 Hz.
• De uitgangsfrequentie boven een lagere limiet
(8109 - 1 Hz) blijft gedurende ten minste de tijdspanne: 8115
EXT MOT STRT VT
Nadat de eerste hulpmotor is gestart:
• Neemt de uitgangsfrequentie af met een waarde =
(8109
START FREQ
• De uitgang van de motor met geregeld toerental daalt in feite
om te compenseren voor de ingang van de hulpmotor.
Zie afbeelding, waarbij:
• A = (8109
START FREQ
• B = Toename uitgangfrequentie gedurende de startvertraging.
• C = Schema van de bedrijfstatus van de hulpmotor naarmate
de frequentie toeneemt (1 = aan).
Opmerking: Waarde van 8109
• 8112
LAGE FREQ
• (2008
MAX FREQUENTIE
8110 START FREQ 2
Stelt de frequentielimiet in gebruikt voor het starten van de tweede hulpmotor.
• Zie 8109
START FREQ
De tweede hulpmotor start als:
• Er één hulpmotor draait.
• De uitgangsfrequentie van de ACS550 uitstijgt boven de limiet: 8110 + 1.
• De uitgangsfrequentie boven een lagere limiet (8110 - 1 Hz) blijft gedurende ten minste de tijdspanne: 8115
.
MOT STRT VT
Parameters
REFERENTIE STAP
REFERENTIE STAP
1.
REFERENTIE STAP
1.
REFERENTIE STAP
.
1) - (8112
1).
LAGE FREQ
1) - (8112
LAGE FREQ
START FREQ
1
) -1.
1 voor een volledige beschrijving van de werking.
2.
2 + parameter 8105
REFERENTIE STAP
(P 8109)+1
1)
1 moet liggen tussen:
ACS550-01/U1 gebruikershandleiding
die de waterdruk in de buis
INTERNE SETPNT
3.
f (Hz)
P 8115
f
MAX
P 8109
A
P 8112
f
MIN
C
1
0
REFERENTIE
REFERENTIE
REFERENTIE
B
A
t
t
EXT