< BACK
INDEX
SERIAL BRIDGE 20003101
INFORMATIE MODULE
Algemeen
OMSCHRIJVING
voer een korte omschrijving in van de bedieningsunit om hem makkelijk terug te
BEDIENINGSUNIT
kunnen vinden.
MASTER / SLAVE
Het master-apparaat verzendt de HUISAUTOMATISERINGSCONFIGURATIE naar de
HUISAUTOMATISERING
slave-apparaten.
• Standaard wordt de eerste bedieningsunit die aan de installatie wordt
toegevoegd de master.
• Slechts één van de bedieningsunits van de installatie mag als master worden
ingesteld, terwijl alle overige bedieningsunits als slave moeten worden
ingesteld.
• Het apparaat wordt automatisch een slave-apparaat indien de Comelit Hub
20003150 in de installatie aanwezig is.
MASTER / SLAVE
Het master-apparaat verzendt de DATUM EN TIJD naar de slave-apparaten.
TIJDSYNCHRONISATIE
• Standaard is de bedieningsunit die aan de installatie wordt toegevoegd de tijd-
slave.
• Indien Comelit Hub 20003150 in de installatie aanwezig is, wordt dit het master-
apparaat.
• Slechts één van de bedieningsunits van de installatie mag als master worden
ingesteld, terwijl alle overige bedieningsunits als slave moeten worden
ingesteld.
• TIJD-master en HUISAUTOMATISERING-master kunnen 2 verschillende
bedieningsunits zijn.
Als u ervoor kiest om Serial Bridge 20003101 als tijd-master in te stellen, dan
moet "NTP activeren" worden geselecteerd in "Setup_Datum en Tijd" zoals wordt
getoond in de programmeringshandleiding van l'art. 20003101 die beschikbaar
is op de website pro.comelitgroup.com, als u echter Serial Bridge 20003101 als
tijd-slave wilt instellen moet u hem deselecteren.
MASTER / SLAVE
stel de bedieningsunit in als master of als slave voor het ALARM-gedeelte van
ALARM
de installatie.
Alarmconfiguratie
TYPE
selecteer het type alarmcentrale dat in de installatie aanwezig is:
ALARMCENTRALE
S32 / S40 / S88 / S88F / S88R / S200 / VEDO10 / VEDO34 / VEDO68 / VEDO200
ZONES EN PARTITIES
ALARM
als er een centrale wordt gebruikt van de S-serie moeten de alarmzones en
-partities worden geconfigureerd met behulp van de speciale functie:
1.
partities toevoegen
2.
selecteer de gebruikte bedrade / draadloze zones
3.
zones en partities combineren
Gebruikersinterface bedieningsunit
GEBRUIK
er kan een bedieningsunit worden geselecteerd van waaruit de gebruikersinterface
INTERFACE VAN
wordt geïmporteerd of door het vinkje te deselecteren kan de bedieningsunit
handmatig worden geconfigureerd.
• De functie kan worden geactiveerd als er minimaal 2 bedieningsunits aanwezig
zijn in de installatie.
• de bedieningsunit gebruikt standaard de interface van de eerste bedieningsunit
(master default) die aan de installatie is toegevoegd.
ELEMENTEN
via het menu kunt u selecteren welke elementen van de bedieningsunit worden
BEDIENINGSUNIT
weergegeven en via de bedieningsunit worden beheerd.
CONFIGUREREN*
UITGANGEN / INGANGEN / VERBRUIK / KLIMAAT
(Meer informatie op pag. 41 )
52
VOLGORDE
met het menu kan de volgorde van de weergave van de ruimtes in de bedieningsunit
RUIMTES
worden gewijzigd.
Verwijder het vinkje bij Gebruik volgorde van structuur installatie, selecteer de
gewenste ruimte, en verplaats deze met behulp van de pijltjes omhoog/omlaag,
bevestig of annuleer vervolgens de actie.
• De volgorde kan niet direct worden gewijzigd als er een interface van een
andere bedieningsunit wordt gebruikt.