< BACK
INDEX
• AUTOMATISERINGSBEHEER
Eigenschappen pagina's
1.
Selecteer het gewenste aantal toetsen: de sectoren 1, 2 en 3 kunnen elk worden
geconfigureerd met 1 toets ; sector 2 kan ook met de pijltjestoetsen worden
geconfigureerd
1
1.
Selecteer ÉÉN TOETS die u wilt configureren. [1A - 1B - 1C]
2.
Voer de parameters in van het venster "Eigenschappen toets" om de functie van de
toets te configureren.
1A
Eigenschappen toetsen
NAAM
naam van de geselecteerde toets NIET WIJZIGBAAR - beheerd door software
OMSCHRIJVING
in dit veld kan een korte beschrijving worden ingevoerd van de functie of de module
die door de toets of pijl wordt beheerd
ACHTERGRONDKLEUR kleur van het naamkader van de drukknop bij inactieve status - selecteer de
gewenste kleur
STATUSKLEUR
kleur van het naamkader van de drukknop bij indrukken - selecteer de gewenste
kleur
36
SECTOR 1
SECTOR 2
SECTOR 3
1B
1C
MODULE
de functie Module wordt gebruikt om één of meer uitgangen van een module aan
te sturen. Als u deze optie selecteert, moet u het nummer van de module en het
nummer van de uitgang(en) die u wilt aansturen invoeren.
GROEP
met deze functie kunnen meerdere uitgangen op verschillende modules worden
aangestuurd. Deze instelling wordt gebruikt om een opdracht te geven om
bijvoorbeeld alle lampen van een woning uit te schakelen of alle rolluiken te laten
zakken. Hiervoor moeten op de pagina voor het instellen van de uitgangen, de
uitgangen aan dezelfde groep worden toegewezen.
Als u bijvoorbeeld alle lampen wilt aansturen, moet aan alle uitgangen die met de
lampen zijn verbonden een groep worden toegewezen (bijvoorbeeld GROEP 5) en
moet vervolgens in het veld 'Bestemming bericht' een ingang worden ingesteld als
'GROEP' door GROEP nummer 5 in te voeren.
BEDIENINGSUNIT met de functie 'Bedieningsunit' kunt u een opdracht direct naar de bedieningsunits
van het systeem versturen, bijvoorbeeld Planux Manager, Serial Bridge of Minitouch.
Deze opdracht kan door de bedieningsunits worden gebruikt om opdrachten te
activeren die in het geheugen van de units zijn opgeslagen, of om de status van de
ingang te gebruiken om logica of andere functies te regelen. Het nummer van de te
verzenden ingang van de bedieningsunit moet worden ingesteld.
Als u bijvoorbeeld een drukknop wilt gebruiken om een scenario te activeren dat
in de bedieningsunit Planux Manager of Minitouch is opgeslagen, moet de ingang
op deze wijze worden ingesteld. Hetzelfde geldt als u de status van een ingang wilt
gebruiken voor een logische functie of koppeling die op een Serial Bridge aanwezig
is.
NORMAAL
de module stuurt een opdracht naar de ontvanger om de uitgang om te schakelen
naar de functie waarvoor deze is geprogrammeerd.
Als er bijvoorbeeld een normale opdracht naar een uitgang met tijdschakeling wordt
verzonden, activeert deze uitgang gedurende de ingestelde tijd. Als er een normale
opdracht wordt verzonden naar een uitgang die ingesteld is als teleruptor, wordt de
status van de uitgang omgekeerd.
SET
de module verstuurt de opdracht 'Geforceerd ON', waarna de uitgang onafhankelijk
van de programmering wordt geactiveerd en inactief blijft tot er een nieuwe opdracht
wordt ontvangen. De opdracht SET heeft geen invloed op uitgangen die ingesteld zijn
als 'Rolluik' en "Jaloezie".
Als u bijvoorbeeld een opdracht voor het aanzetten van een groep lampen wilt
verzenden, moet het opdrachttype SET worden ingesteld om lampen die uit zijn in te
schakelen en lampen die al aan waren ingeschakeld te laten. Als een SET-opdracht
wordt verzonden naar een uitgang die ingesteld is met een tijdschakeling, activeert
de uitgang en blijft deze geactiveerd tot er een nieuwe opdracht wordt ontvangen.
RESET
de module verstuurt de opdracht 'Geforceerd OFF', waarna de uitgang onafhankelijk
van de programmering wordt gedeactiveerd en inactief blijft tot er een nieuwe
opdracht wordt ontvangen. Als de opdracht RESET naar een uitgang wordt verzonden
die geprogrammeerd is als 'Rolluik' en "Jaloezie", activeert het relais niet en zal het
bijbehorende rolluik niet in beweging komen.
Als u bijvoorbeeld een opdracht voor het uitzetten van een groep lampen wilt
verzenden, moet het opdrachttype RESET worden ingesteld om lampen die aan zijn
uit te schakelen en lampen die al uit waren uitgeschakeld te laten.
ANALOGE
de module stuurt een activeringsopdracht naar de ingestelde analoge uitgang zodat
UITGANG
de uitgang ingesteld wordt op de laatste waarde die tijdelijk was geconfigureerd. Dit
ACTIVEREN
kan bijvoorbeeld worden gebruikt om lampen met dimmers in te schakelen die zijn
aangesloten op de modules art. 20046810 of art. 20046851.
ANALOGE
de module stuurt een uitschakelopdracht naar de ingestelde analoge uitgang. Dit
UITGANG
kan bijvoorbeeld worden gebruikt om lampen met dimmers uit te schakelen die zijn
DEACTIVEREN
aangesloten op de modules art. 20046810 of art. 20046851.