< BACK
INDEX
SIGNALERING
met deze optie kan er een uitgang worden geconfigureerd voor het signaleren van
BEVOCHTIGER/
de bevochtigings- of ontvochtigingsmodus. Uitgang actief = ontvochtigingsmodus,
ONTVOCHTIGER
uitgang gedeactiveerd = bevochtigingsmodus.
GROEP DAG-MODUS
het is mogelijk een groepsnummer toe te wijzen aan een van de 2 drempels voor
GROEP OFF-MODUS
dag of off.
Op deze manier kan voor alle thermostaten in het systeem dezelfde drempelwaarde
worden ingesteld, bijvoorbeeld door een digitale ingang te sluiten.
Door op de toets
groepen van waaruit groepen kunnen worden aangemaakt of verwijderd.
Parameters dauwpunt
Algemeen
CONTROLE DAUWPUNT
vink het vakje aan om te activeren.
GEACTIVEERD
VERZEND DAUWPUNT NAAR
kies de modus voor het via de bus versturen van de gemeten temperatuur.
deze verzendingen dienen om de bedieningsunits bij te werken met de
status (bijvoorbeeld ten aanzien van de afgelezen vochtigheid). Het wordt
aangeraden deze waarde in te stellen op de standaardwaarde (5 minuten).
TIJDSINTERVAL: de gemeten temperatuur wordt verzonden volgens
tijdsintervallen die zijn ingesteld in het veld "Interval verzending dauwpunt".
VARIATIE DAUWPUNT: de gemeten temperatuur wordt verzonden bij
variaties gelijk aan of groter dan de waarden ingesteld in het veld "Variatie
verzending dauwpunt".
HYSTERESIS DAUWPUNT
met de hysteresis voor de dauwpuntregeling kan de activering/deactivering
van het koelsysteem worden geregeld, zonder de continue activering of
deactivering van het systeem. Bijvoorbeeld - als er met een hysteresis
van 0,4° een correctie van het dauwpunt wordt ingesteld van 20°C, zal de
functie activeren bij 20° en deactiveren bij het bereiken van 19,6°.
GEBRUIK TEMP. PT100 VOOR
hiermee kan de temperatuuraflezing van de sensor PT100 worden gebruikt
BEREKENING DAUWPUNT
om het dauwpunt te berekenen.
OPPERVLAKTETEMPERATUUR
als de sensor PT100 niet wordt gebruikt om het dauwpunt te berekenen,
AFGEKOELD
dan kan handmatig de bereikte temperatuur van het afgekoelde oppervlak
(vloer) worden ingesteld wanneer het systeem in bedrijf is.
Geavanceerd
GROEP ACTIVERING /
aan de functie DAUWPUNT kan een GROEP ACTIVERING of een GROEP DEACTIVERING
DEACTIVERING
worden toegekend om de functie te ACTIVEREN of te DEACTIVEREN.
Door op de toets
groepen van waaruit groepen kunnen worden aangemaakt of verwijderd.
SIGNALERING
er kan een MODULE en een UITGANG worden geselecteerd die wordt gekoppeld aan
OVERSCHRIJDING
de functie dauwpunt, om te laten zien wanneer de berekende limiet is overschreden.
DAUWPUNT
Door op de toets
groepen van waaruit groepen kunnen worden aangemaakt of verwijderd.
INFOGRAFIE VAN DE CONFIGURATIE
40
te drukken, heeft u toegang tot de pagina Beheer
te drukken, heeft u toegang tot de pagina Beheer
te drukken, heeft u toegang tot de pagina Beheer
CONFIGURATIEVOORBEELDEN VAN PAGINA'S
1
2
3
4