Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Uitgangen - Comelit SimpleProg 4.7.0 Gebruikershandleiding

Software
Inhoudsopgave

Advertenties

< BACK
INDEX
BESCHRIJVING INGANG
Voer een korte omschrijving in om de module gemakkelijk terug te vinden in
het project. Het wordt aanbevolen om het installatiepunt en de functie van de
module in te voeren.
Voorbeeld: Mod5 503 ingang badkamer BG
TYPE INGANG
Selecteer het type sensor dat aan de analoge ingang is gekoppeld
4-20 mA / 0-10V
FUNCTIE
Selecteer de functie die voor de analoge ingang geactiveerd moet worden
AUTOMATISCHE
Verstuurt de waarde die bij de ingang wordt afgelezen op
VERZENDING
basis van een tijdsinterval of een variatie
STATUS
AUTOMATISCHE
Met deze optie kunnen er drempelwaarden (8 toenemend
INSTELLING
en 8 afnemend) voor de analoge ingang worden ingesteld
UITGANG
om een uitgang te activeren of te deactiveren zodra de
ingestelde drempelwaarde wordt overschreden.
Kan bijvoorbeeld worden gebruikt om een uitgang
te activeren zodra een schemersensor een bepaalde
lichtsterkte bereikt.
Een andere mogelijk is om 8 verschillende uitgangen te
activeren zodra de waarde die gemeten wordt bij de analoge
ingang toeneemt, en te disactiveren zodra het signaal
afneemt. De waarde die gemeten wordt door de analoge
ingang wordt omgezet in een 8-bits waarde tussen 0 en 255.
INTERVAL
Stel een tijd in seconden in voor het via de bus verzenden van de ingangswaarde
VERZENDING
bij de bus. Deze verzonden waarden dienen om de analoge uitgangen bij te
WAARDE
werken.
WAARDE
Stel de waardeverandering (0-255) in van de ingang voor verzending via de bus,
VERZENDEN BIJ
zonder te wachten op het waarde-verzendinterval.
VARIATIE
Stel de waarden die naar de modules of naar de groepen worden verstuurd voor
DREMPELS
elk van de 8 boven- of onderdrempels.
VERTRAGING
Stel een tijd in seconden in voor het via de bus verzenden van de opdracht na
VERZENDEN
overschrijding van de ingestelde drempel.
OPDRACHT

UITGANGEN

Analoge uitgang
OMSCHRIJVING
Voer een korte omschrijving die de uitgang eenvoudig kenmerkt.
28
TYPE
DIMMER: met de functie is het volgende mogelijk:
• Een voorgedefinieerde lichtsterkte instellen: wanneer de knop die aan deze functie
gekoppeld is wordt ingedrukt, wordt de lichtsterkte automatisch ingesteld op de waarde
die wordt aangegeven door de programmeersoftware.
• De lichtsterkte regelen met twee knoppen: voor deze functie worden twee ingangen
gebruikt, waarvan de ene geprogrammeerd wordt om de lamp uit te schakelen of, bij lang
indrukken, de lichtsterkte te verlagen, terwijl de andere geprogrammeerd wordt om het
licht in te schakelen of, bij lang indrukken, de lichtsterkte te verhogen.
• De lokale dimmer aansturen: zoals voor de digitale ingang op de dimmer zelf is het
ook mogelijk de ingang van een andere module zo te programmeren dat het licht aan
of uitgaat wanneer de knop wordt ingedrukt, terwijl door de knop lang in te drukken de
lichtsterkte verandert.
Paragraaf "DIMMER-functie:" op pag. 28
DIMMER AANWEZIGHEID: met de functie is het mogelijk:
• De dimmer in te stellen met de functie Aanwezigheidscontrole. Voor deze functie wordt
een bewegingsdetector gebruikt die verbonden is met een digitale module-ingang,
waardoor het mogelijk is de lichtsterkte te verhogen als de aanwezigheid van iemand in
de ruimte wordt gedetecteerd, en de lichtsterkte te verlagen of het licht uit te doen als er
niemand aanwezig is.
Paragraaf "Functie DIMMER MET AANWEZIGHEID:" op pag. 29
ANALOGE INGANG AFSPELEN: met deze functie kan de uitgang op dezelfde waarde
worden ingesteld als de geselecteerde analoge ingang. DE analoge ingang kan zowel op
de lokale analoge uitgang als op de uitgang van een andere module worden afgespeeld.
Paragraaf "Functie ANALOGE INGANG AFSPELEN:" op pag. 29
ANALOGE UITGANG AFSPELEN: met deze functie kan de uitgang op dezelfde
geselecteerde analoge waarde worden ingesteld. DE analoge uitgang kan zowel op de
lokale analoge uitgang als op de uitgang van een andere module worden afgespeeld.
Paragraaf "Functie ANALOGE UITGANG AFSPELEN:" op pag. 29
LINEAIRE UITGANG VANAF ANALOGE INGANG: met deze functie kan de uitgang worden
ingesteld op de waarde van de geselecteerde analoge ingang. In deze modus kan het
gedrag van de uitgang worden ingesteld ten opzichte van de ingangswaarde. HET is
mogelijk zowel de lokale analoge uitgang als de uitgang van een andere module aan
te sturen.
Paragraaf "Functie LINEAIIRE UITGANG VANAF ANALOGE INGANG:" op pag. 29
DIMMER PID (behoud constante helderheid): met deze functie kan de uitgang
automatisch worden geregeld om de ingestelde setpointwaarde te behouden.
Paragraaf "Functie DIMMER PID (behoud constante helderheid):" op pag. 29
DIMMER PID MET AANWEZIGHEID (behoud constante helderheid): met deze functie
kan de uitgang automatisch worden geregeld om de ingestelde setpointwaarde te
behouden indien de aanwezigheid van een externe bewegingssensor wordt gedetecteerd.
Indien er binnen de bepaalde tijd geen beweging wordt gedetecteerd, gaat de uitgang
naar de ingestelde waarde.
Paragraaf "Functie DIMMER PID MET AANWEZIGHEID (behoud constante helderheid):" op
pag. 30
DIMMER-functie:
MINIMUMWAARDE: stel de "minimumwaarde" in (1-100%) om de minimale lichtsterkte te
definiëren waarbij de aangestuurde lamp moet worden ingeschakeld. Onder deze waarde blijft de
uitgang uitgeschakeld.
HOOFDGROEP: er kan één groep worden gekoppeld om de uitgang met behulp van groepsopdrachten
te kunnen aansturen.
Door op de toets
te drukken, heeft u toegang tot de pagina Beheer groepen van waaruit
groepen kunnen worden aangemaakt of verwijderd.
TYPE OPDRACHT:
NIET IN GEBRUIK: met de functie kan alleen de lokale uitgang van de module worden aangestuurd.
MODULE: met de functie is het mogelijk om, naast de lokale uitgang van de module, ook de uitgang
van een andere module aan te sturen. Als u deze optie selecteert, moet u het nummer van de module
en het nummer van de uitgang die u wilt aansturen invoeren.
GROEP: met de functie kan, naast de lokale uitgang van de module, ook een groep worden
aangestuurd. Als u deze optie selecteert, moet u de groep invoeren die u wilt aansturen.
TWEEDE WAARDE: stel een tweede waarde in (1-100%) om te bepalen bij welke voorgedefinieerde
lichtsterkte de lamp moet worden ingeschakeld. Deze waarde moet hoger zijn dan de
minimumwaarde (anders blijft het licht uit).
OVERVLOEISNELHEID ON/OFF: stel de snelheid (langzaam/normaal/snel) in waarmee de lichtsterkte
overschakelt tussen de statussen ON -> OFF, OFF -> ON.
REGELING OVERVLOEISNELHEID: stel de snelheid (langzaam/normaal/snel/aangepast) in waarmee
de lichtsterkte overschakelt tijdens de regeling.

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave