Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Comelit SimpleProg 4.7.0 Gebruikershandleiding pagina 39

Software
Inhoudsopgave

Advertenties

< BACK
INDEX
Algemeen
THERMOSTAAT ACTIVEREN vink het vakje aan om te activeren.
VERZEND TEMPERATUUR
kies de modus voor het via de bus versturen van de gemeten temperatuur.
NAAR:
deze verzendingen dienen om de bedieningsunits bij te werken met de gemeten
temperatuur.
TIJDSINTERVAL: de gemeten temperatuur wordt naar de bedieningsunit
verzonden volgens tijdsintervallen die zijn ingesteld in het veld "Interval
verzending temperatuur".
TEMPERATUURVARIATIE: de gemeten temperatuur wordt naar de bedieningsunit
verzonden bij variaties in de omgevingstemperatuur gelijk aan of groter dan de
waarden ingesteld in het veld "Variatie verzending temperatuur"
TEMPERATUURCORRECTIE
er kan een correctiecoëfficiënt in tienden van een graad (ook negatief) worden
toegepast, die wordt opgeteld bij de daadwerkelijk afgelezen temperatuur. De
standaardinstelling is 0.
Verwarmingsmodus / Koelingsmodus
DREMPEL DAG
stel de gewenste temperatuurdrempel in
HYSTERESIS
Activeringsinterval van de thermostaatuitgang, in tienden van een graad.
TEMPERATUUR
Als deze bijvoorbeeld is ingesteld op 4 tienden van een graad (standaardwaarde)
en de thermostaat in de verwarmingsmodus is ingesteld op 20°C, activeert deze
het relais totdat 20°C bereikt is. Nadat de thermostaat is uitgeschakeld wordt deze
weer actief zodra de temperatuur onder 19,6°C komt (wat overeenkomt met 20°C
- 0,4°C). In de koelingsmodus is de werking omgekeerd: wanneer een setpoint
van 20°C is ingesteld, koelt de thermostaat af tot 20°C wordt bereikt. Nadat de
thermostaat is uitgeschakeld gaat deze weer aan zodra de temperatuur boven
20,4°C komt.
ADRES
Voer het betreffende adres in om het temperatuurregelingssysteem in de
geselecteerde modus te activeren
UITGANG
Voer de betreffende uitgang in om het verwarmings- of koelsysteem in de
geselecteerde modus te activeren
SNELHEIDSREGELING
DIGITAAL: stel deze optie in als u een thermoconvector wilt aansturen met ON/OFF-
FAN COIL*
ingangen om de snelheid te variëren en deze thermoconvector op een module op de
BUS is aangesloten. In dat geval
worden in de ingevoerde module maximaal 3 uitgangen van de module voor deze
functie gereserveerd.
Stel het nummer van de module in die u wilt gebruiken en het nummer van de
uitgangen die aan de snelheden zijn gekoppeld.
ANALOOG 3-STAPS: met deze parameter kan de klimaatzone worden ingesteld
voor het aansturen van een fan coil met meerdere snelheden met een analoge
ingang 0-10V. Op deze manier verstuurt de klimaatzone een regelingsopdracht
van de analoge uitgang 0-10V die wordt gekoppeld aan de fan coil en daarmee
de bedrijfssnelheid regelt. De opdracht van de analoge uitgang voorziet in 3
snelheden die in het menu Regeling fan coil kunnen worden ingesteld, die variëren
afhankelijk van het verschil tussen de ingestelde temperatuur voor de klimaatzone
en de gemeten omgevingstemperatuur. De temperatuurverschillen die leiden tot de
verschillende snelheden, kunnen worden ingesteld in het menu Regeling fan coil.
ANALOOG CONTINU: met deze parameter kan de klimaatzone worden ingesteld
voor het aansturen van een fan coil met een analoge ingang 0-10V. Op deze manier
verstuurt de klimaatzone een regelingsopdracht van de analoge uitgang 0-10V die
wordt gekoppeld aan de fan coil en daarmee de bedrijfssnelheid regelt. De opdracht
van de analoge uitgang varieert afhankelijk van het verschil tussen de ingestelde
temperatuur voor de klimaatzone en de gemeten omgevingstemperatuur. Hoe
hoger dit verschil is, hoe meer de waarde van de uitgang 0-10V toeneemt. Het
temperatuurverschil dat leidt tot de maximale snelheid kan worden ingesteld in het
menu Regeling fan coil via de parameter Delta snelheid max.
DREMPEL ANTIVRIES-
de functie beschermt de installatie tegen extreme temperaturen.
FUNCTIE / BESCHERMING
indien de temperatuur de ingestelde waarde overschrijdt, zal het
HOGE TEMPERATUREN
systeem (ook als hij ingesteld is op OFF) automatisch geactiveerd
worden om de temperatuur binnen de ideale condities te brengen die
gedicteerd zijn door de hysteresis van de temperatuur.
GROEP DAG-MODUS
Het is mogelijk een groepsnummer toe te wijzen aan een van de 2
GROEP OFF-MODUS
drempels voor dag of OFF.
Op deze manier kan voor alle thermostaten in het systeem dezelfde
drempelwaarde worden ingesteld, bijvoorbeeld door een digitale
ingang te sluiten.
Door op de toets
Beheer groepen van waaruit groepen kunnen worden aangemaakt of
verwijderd.
39
te drukken, heeft u toegang tot de pagina
TEMPERATUURBLOKKERING
Door deze optie te activeren zal het systeem de verwarming
PT100 ACTIVEREN
onderbreken zodra de door PT100 afgelezen temperatuur de ingestelde
drempel bereikt.
Geavanceerd
SIGNALERING
Met deze optie kan er een uitgang worden geconfigureerd voor het signaleren
VERWARMING/
van de verwarmings- of koelingsmodus. Uitgang actief = koelingsmodus, uitgang
KOELING
gedeactiveerd = verwarmingsmodus.
GROEP DAG-MODUS
Het is mogelijk een groepsnummer toe te wijzen aan een van de 2 drempels voor
GROEP OFF-MODUS
dag of OFF.
Op deze manier kan voor alle thermostaten of Minitouch-units in het systeem
dezelfde drempelwaarde worden ingesteld, bijvoorbeeld door een digitale ingang
te sluiten.
Door op de toets
groepen van waaruit groepen kunnen worden aangemaakt of verwijderd.
Parameters hygrostaat
Algemeen
HYGROSTAAT
Activeert de functie hygrostaat.
ACTIVEREN
VERZEND
Geeft de modus aan voor het via de bus versturen van de gemeten vochtigheid.
VOCHTIGHEID NAAR
Deze verzendingen dienen om de bedieningsunits bij te werken met de gemeten
vochtigheid.
TIJDSINTERVAL: de gemeten vochtigheid wordt naar de bedieningsunit verzonden
volgens tijdsintervallen die zijn ingesteld in het veld "Interval verzending
vochtigheid".
VARIATIE VOCHTIGHEID: de gemeten vochtigheid wordt naar de bedieningsunit
verzonden bij variaties gelijk aan of groter dan de waarden ingesteld in het veld
"Variatie verzending vochtigheid"
CORRECTIE
Er kan een correctiecoëfficiënt worden toegepast, die wordt opgeteld bij de
VOCHTIGHEID
daadwerkelijk afgelezen vochtigheid. De standaardinstelling is 0.
Ontvochtigingsmodus / bevochtigingsmodus
DREMPEL DAG
stel de gewenste vochtigheidsdrempel in
HYSTERESIS
met de hysteresis voor de vochtigheidsregeling kan de activering van de
VOCHTIGHEID
ontvochtiger/bevochtiger worden geregeld, zonder de continue activering of
deactivering van het systeem.
Als er bijvoorbeeld een hysteresis van 5% is ingesteld en een vochtigheidswaarde
bij ontvochtiging van 60%, zal het systeem stoppen bij 55% (60% ingesteld - 5%
hysteresis) en zal weer verder gaan met ontvochtiging zodra er een waarde van
61% is bereikt.
ADRES
voer het betreffende adres in om het vochtregelingssysteem in de geselecteerde
modus te activeren
UITGANG
voer de betreffende uitgang in om het vochtregelingssysteem in de geselecteerde
modus te activeren.
SNELHEIDSREGELING
DIGITAAL: stel deze optie in als u een bevochtiger/ontvochtiger wilt aansturen met
FAN COIL*
ON/OFF-ingangen om de snelheid te variëren en deze op een module op de BUS is
aangesloten. In dit geval worden in de ingevoerde module maximaal 3 uitgangen
van de module voor deze functie gereserveerd. Stel het nummer van de module
in die u wilt gebruiken en het nummer van de uitgangen die aan de snelheden zijn
gekoppeld.
ANALOOG: met deze parameter kan de klimaatzone worden ingesteld voor het
aansturen van een bevochtigings-/ontvochtigingssysteem met meerdere snelheden
met een analoge ingang 0-10V. Op deze manier verstuurt de klimaatzone een
regelingsopdracht van de analoge uitgang 0-10V die wordt gekoppeld aan het
bevochtigings-/ontvochtigingssysteem en die daarmee de bedrijfssnelheid regelt.
De opdracht van de analoge uitgang voorziet in 3 snelheden die in het geavanceerde
menu kunnen worden ingesteld en die variëren op basis van het verschil tussen
de ingestelde vochtigheid voor de klimaatzone en de gemeten vochtigheid in de
omgeving. Hoe hoger dit verschil is, hoe meer de waarde van de uitgang 0-10V
toeneemt. De verschillen in vochtigheid die leiden tot de verschillende snelheden,
kunnen worden ingesteld in de geavanceerde instellingen.
GROEP DAG-MODUS
het is mogelijk een groepsnummer toe te wijzen aan een van de 2 drempels
GROEP OFF-MODUS
voor dag of OFF.
op deze manier kan voor alle thermostaten of Minitouch-units in het systeem
dezelfde drempelwaarde worden ingesteld, bijvoorbeeld door een digitale
ingang te sluiten.
Door op de toets
groepen van waaruit groepen kunnen worden aangemaakt of verwijderd.
Geavanceerd
te drukken, heeft u toegang tot de pagina Beheer
te drukken, heeft u toegang tot de pagina Beheer

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave