< BACK
INDEX
SIGNALERING
er kan een MODULE en een UITGANG worden geselecteerd die wordt gekoppeld aan
OVERSCHRIJDING
de functie dauwpunt, om te laten zien wanneer de berekende limiet is overschreden.
DAUWPUNT
Door op de toets
groepen van waaruit groepen kunnen worden aangemaakt of verwijderd.
GROEP ACTIVERING /
aan de functie DAUWPUNT kan een GROEP ACTIVERING of een GROEP DEACTIVERING
DEACTIVERING
worden toegekend om de functie te ACTIVEREN of te DEACTIVEREN.
Door op de toets
groepen van waaruit groepen kunnen worden aangemaakt of verwijderd.
SIGNALERING
er kan een MODULE en een UITGANG worden geselecteerd die wordt gekoppeld aan
OVERSCHRIJDING
de functie dauwpunt, om te laten zien wanneer de berekende limiet is overschreden.
DAUWPUNT
Door op de toets
groepen van waaruit groepen kunnen worden aangemaakt of verwijderd.
Zie paragraaf
"Parametri termostato" op pagina 22
24
te drukken, heeft u toegang tot de pagina Beheer
te drukken, heeft u toegang tot de pagina Beheer
te drukken, heeft u toegang tot de pagina Beheer
INTERFACEMODULE MODBUS HVAC -
ART. 20003400
INFORMATIE MODULE
ADRES
Oplopend nummer dat SimpleProg aan de module toekent wanneer hij aan de
lijst apparaten wordt toegevoegd. Om het nummer in het adres van de module te
wijzigen, gaat u te werk zoals aangegeven in paragraaf
module" op pagina 5
OMSCHRIJVING
voer een korte omschrijving in van de module om hem makkelijk terug te kunnen
vinden.
voorbeeld: Mod5 503 ingang badkamer BG
TYPE
Model van de geprogrammeerde module
FIRMWAREVERSIE
Firmwareversie van de module.
Als de module nog nooit is uitgelezen, blijft de waarde "-". De waarde moet in dat
geval niet worden beschouwd als firmwareversie. Om deze waarde bij te werken
naar de werkelijke firmwareversie, wordt aangeraden de module uit te lezen zodra
deze aan de installatie is toegevoegd (dus voordat de programmeringsparameters
worden geconfigureerd).
De firmwareversie van de module wordt ook weergegeven op de pagina 'Modules
zoeken'.
De firmwareversie heeft invloed op de beschikbaarheid van bepaalde
functies!
CONFIGURATIE MODULE
TYPE INTERFACE
Selecteer de interface van uw verwarmings-/koelsysteem
GROEP VERWARMING/
Er kan een groepnummer aan elk van de twee werkingsmodi (verwarming en
KOELING
koeling) worden toegewezen.
Op deze manier kan voor alle thermostaten of Minitouch-units in de installatie
dezelfde werkingsmodus worden ingesteld, bijvoorbeeld door een digitale
ingang te sluiten.
Door op de toets
groepen van waaruit groepen kunnen worden aangemaakt of verwijderd.
THERMOSTATEN
Algemeen
THERMOSTAAT
Geeft aan dat de functie thermostaat ingeschakeld is.
ACTIVEREN
ADRES
voer het adres van de temperatuursensor op de bus in die wordt gebruikt voor het
meten van de omgevingstemperatuur in de geselecteerde klimaatzone (bijvoorbeeld
het adres van de temperatuursensor art.20004120) of van een bedieningsunit met
geïntegreerde klimaatzone (bijvoorbeeld Icona Manager art.20003310W)
"Programmering adres
te drukken, heeft u toegang tot de pagina Beheer