< BACK
INDEX
5. PROGRAMMERING BEDIENINGSUNITS
Hieronder volgt een overzicht van de instellingen en programmeerbare werkingstypes met
betrekking tot de bedieningsunits voor huisautomatisering van Comelit.
PLANUX MANAGER 20034801
INFORMATIE MODULE
Algemeen
OMSCHRIJVING
voer een korte omschrijving in van de bedieningsunit om hem makkelijk terug te
BEDIENINGSUNIT
kunnen vinden.
TAAL
Selecteer de interfacetaal van de bedieningsunit
MASTER / SLAVE
Het master-apparaat verzendt de huisautomatiseringsconfiguratie naar de slave-
HUISAUTOMATISERING
apparaten.
Standaard wordt de eerste bedieningsunit die aan de installatie wordt toegevoegd
de master.
Slechts één van de bedieningsunits van de installatie mag als master worden
ingesteld, terwijl alle overige bedieningsunits als slave moeten worden ingesteld.
Het apparaat wordt automatisch een slave-apparaat indien de Comelit Hub
20003150 in de installatie aanwezig is.
MASTER / SLAVE
Het master-apparaat verzendt de datum en tijd naar de slave-apparaten.
TIJDSYNCHRONISATIE
Standaard is de bedieningsunit die aan de installatie wordt toegevoegd de tijd-slave.
Indien Comelit Hub 20003150 in de installatie aanwezig is, wordt dit het master-
apparaat.
Slechts één van de bedieningsunits van de installatie mag als master worden
ingesteld, terwijl alle overige bedieningsunits als slave moeten worden ingesteld.
TIJD-master
en
HUISAUTOMATISERING-master
bedieningsunits zijn.
Als Comelit Hub 20003150 niet in de installatie aanwezig is, wordt aanbevolen
om de Serial Bridge 20003101 als tijd-master in te stellen om de datum en tijd
automatisch bij te werken.
Simplebus
ADRES SIMPLEBUS
via dit menu kan het Simplebus-adres van de bedieningsunit worden
geconfigureerd
FUNCTIE PRIVACY-
via dit menu kan de functie van de PRIVACY-toets van de manager geconfigureerd
TOETS
worden als: PRIVACY / ARTS / PRIVACY + ARTS
FUNCTIE TOETS 1
via dit menu kan de functie van toets 1 van de manager geconfigureerd worden
FUNCTIE TOETS 2
als: GEEN / ALGEMENE RELAISSTURING / HOOFDCENTRALE / ALGEMENE CAMERA
/ SECUNDAIRE CENTRALE / ALARM / BEWAKER
FUNCTIE TOETS
via dit menu kan de functie van de toets CAMERA van de manager geconfigureerd
CAMERA
worden als: ALGEMENE RELAISSTURING / HOOFDCENTRALE / BEELDOPROEP /
ALGEMENE CAMERA/ SECUNDAIRE CENTRALE / ALARM / BEWAKER
HANDSFREE FUNCTIE
met het vinkje wordt de functie geactiveerd.
Bij de ontvangst van een oproep treedt de intercom van de monitor automatisch
in werking.
FUNCTIE SECUNDAIR
via het menu kan de functie worden geconfigureerd als:
PRIMAIR
SECUNDAIR / HOOFD / PRIMAIR MULTI
41
Alarmconfiguratie
TYPE
ALARMCENTRALE
ZONES EN PARTITIES
ALARM
Gebruikersinterface bedieningsunit
GEBRUIK
INTERFACE VAN
ELEMENTEN
BEDIENINGSUNIT
CONFIGUREREN*
VOLGORDE
RUIMTES
Hierna volgt een beschrijving van de wijzigbare parameters in Elementen bedieningsunit.
* Uitgangen
Alleen de UITGANGEN GEKOPPELD AAN WEERGAVE INSTALLATIE zijn zichtbaar
kunnen
2
verschillende
EXPORTEREN
OMSCHRIJVING
RUIMTE
CONDITIONERING
INSTELLEN
UITGANG
GECONDITIONEERD
selecteer het type alarmcentrale dat in de installatie aanwezig is:
S32 / S40 / S88 / S88F / S88R / S200 / VEDO10 / VEDO34 / VEDO68 / VEDO200
als er een centrale wordt gebruikt van de S-serie moeten de alarmzones en
-partities worden geconfigureerd met behulp van de speciale functie:
partities toevoegen
selecteer de gebruikte bedrade / draadloze zones
zones en partities combineren
er kan een bedieningsunit worden geselecteerd van waaruit de gebruikersinterface
wordt geïmporteerd of door het vinkje te deselecteren kan de bedieningsunit
handmatig worden geconfigureerd.
De functie kan worden geactiveerd als er minimaal 2 bedieningsunits aanwezig
zijn in de installatie.
de bedieningsunit gebruikt standaard de interface van de eerste bedieningsunit
(master default) die aan de installatie is toegevoegd.
via het menu kunt u selecteren welke elementen van de bedieningsunit worden
weergegeven en via de bedieningsunit worden beheerd.
UITGANGEN / INGANGEN / VERBRUIK / KLIMAAT
(Meer informatie op pag. 41 )
met het menu kan de volgorde van de weergave van de ruimtes in de bedieningsunit
worden gewijzigd.
Verwijder het vinkje bij Gebruik volgorde van structuur installatie, selecteer de
gewenste ruimte, en verplaats deze met behulp van de pijltjes omhoog/omlaag,
bevestig of annuleer vervolgens de actie.
De volgorde kan niet direct worden gewijzigd als er een interface van een andere
bedieningsunit wordt gebruikt.
de geselecteerde UITGANGEN worden in de bedieningsunit WEERGEGEVEN.
Selecteer door ze aan te vinken.
de omschrijving van het element kan worden aangepast.
de nieuwe omschrijving wordt ook op de bedieningsunit bijgewerkt.
het is mogelijk om te selecteren aan welke ruimte (die tot de directe hiërarchie van
de geselecteerde uitgang behoort) de uitgang wordt gekoppeld.
Om de functie Geconditioneerde uitgang te kunnen gebruiken, moet minimaal één
ingang van een geïnstalleerde digitale module ingesteld zijn als Bedieningsunit.
Een geconditioneerde uitgang biedt de mogelijkheid om timers die voor die uitgang
op de bedieningsunit zijn ingesteld, te onderbreken. Dit gebeurt op basis van de
status van een ingang op een module die als bedieningsunit is ingesteld.
De conditionering wordt geactiveerd met behulp van Icona Manager / Planux
Manager / Minitouch.
de kolom toont de conditioneringsstatus van de uitgangen via een vinkje (AANWEZIG
bij de GECONDITIONEERDE UITGANGEN)