Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Analoge Modules; Analoge Module 2In - Art. 20046707; Informatie Module; Input - Comelit SimpleProg 4.7.0 Gebruikershandleiding

Software
Inhoudsopgave

Advertenties

< BACK
INDEX
INGANG
voer de ingang in van de klimaatzone die gebruikt wordt voor het meten van de
omgevingstemperatuur. Als het geselecteerde apparaat slecht één ingang heeft,
moet 1 worden ingesteld.
ADRES MODBUS
Voer het adres is dat is ingesteld op de interface ModBus van het
airconditioningssysteem voor de geselecteerde klimaatzone.
GEBRUIK HVAC VOOR
Selecteer de functie die direct vanaf ModBus wordt beheerd. Indien in een systeem
zowel de verwarming als de koeling moet worden geregeld, maar alleen de koeling
via het ModBus-protocol wordt beheerd, dan moeten de parameters voor de
"verwarmingsmodus" worden ingesteld op de pagina van de ModBus-interface,
terwijl er geen enkele andere parameter geprogrammeerd moet worden in de pagina
van de sensor die de omgevingstemparatuur meet.
INTERVAL
Voer de tijdsinterval in waarmee de gemeten temperatuur naar de bedieningsunit
VERZENDING
worden verzonden
TEMPERATUUR
Verwarmingsmodus / Koelingsmodus
DREMPEL DAG
Stel de gewenste temperatuurdrempel in
HYSTERESIS
Geeft het interval aan voor activering van de thermostaatuitgang, in tienden
TEMPERATUUR
van een graad. Als deze bijvoorbeeld is ingesteld op 4 tienden van een graad
(standaardwaarde) en de thermostaat in de verwarmingsmodus is ingesteld op
20°C, activeert deze het relais totdat 20°C bereikt is. Nadat de thermostaat is
uitgeschakeld wordt deze weer actief zodra de temperatuur onder 19,6°C komt (wat
overeenkomt met 20°C - 0,4°C). In de koelingsmodus is de werking omgekeerd:
wanneer een setpoint van 20°C is ingesteld, koelt de thermostaat af tot 20°C
wordt bereikt. Nadat de thermostaat is uitgeschakeld gaat deze weer aan zodra de
temperatuur boven 20,4°C komt.
ADRES
Voer het betreffende adres in om het temperatuurregelingssysteem in de
geselecteerde modus te activeren
UITGANG
Voer de betreffende uitgang in om het verwarmings- of koelsysteem in de
geselecteerde modus te activeren
Geavanceerd
SIGNALERING
Met deze optie kan er een uitgang worden geconfigureerd voor het signaleren
VERWARMING/
van de verwarmings- of koelingsmodus. Uitgang actief = koelingsmodus, uitgang
KOELING
gedeactiveerd = verwarmingsmodus.
VENTILATORSNELHEID
Stel het nummer in van de snelheden die beschikbaar zijn op het apparaat van het
HVAC
verwarmings-/koelsysteem
INSCHAKELEN
Schakel deze functie in als het apparaat dat gebruikt voor de regeling van de
AUTOMATISCHE
verwarming of koeling over de functie Automatische snelheid beschikt. De snelheid
VENTILATORSNELHEID
neemt toe of neemt af afhankelijk van het temperatuurverschil tussen de huidige
HVAC
en gewenste temperatuur
POSITIE SCHOEP HVAC
Stel het nummer in van de posities die beschikbaar zijn voor de regeling van de
schoepen om de lucht op de apparaten te richten die worden gebruikt voor de
verwarmings- of koelapparaten van het koel-/verwarmingssysteem.
INSCHAKELING
Schakel deze functie in als het apparaat dat wordt gebruikt voor de regeling van
OSCILLATIE SCHOEP
de koeling of verwarming over de automatische regelingsfunctie beschikt van de
HVAC
schoepen om de richting van de luchtstroom te regelen (SWING-functie).
25

ANALOGE MODULES

Analoge modules kunnen worden gebruikt om een signaal van 0 tot 10V te lezen en in te
stellen, waardoor het mogelijk wordt om een waarde te verkrijgen met een eenheid die in
de loop van de tijd kan worden geregeld en aangepast. Analoge ingangen worden alleen
gebruikt voor het aansluiten van detectoren met uitgang 0-10V, zoals lichtsterktesensoren,
vochtsensoren of temperatuursensoren. Het enige apparaat dat in het Comelit-systeem
is geïntegreerd dat een 0-10V-signaal kan afgeven is de temperatuursensor 20046708.
Wanneer de temperatuursensor op de analoge ingang wordt aangesloten, kan op de
bedieningsunit de temperatuur in graden Celsius (gemeten door de sensor) worden
gecontroleerd, weergegeven en ingesteld. Als er andere apparaten of temperatuursensoren
worden gebruikt, kan de gemeten waarde niet op de bedieningsunits worden weergegeven
en kunnen er geen interventiedrempels worden ingesteld of geregeld.
De analoge uitgangen (bijvoorbeeld van de module 20046810) worden alleen gebruikt voor
de aansluiting van de dimmer op de 0-10V-ingang en dus voor de helderheidsinstelling. Voor
de werking als dimmer moet de uitgang 0-10V worden ingesteld met de functie "Dimmer".
De aansturing van een uitgang 0-10V van de module 20046810, bijvoorbeeld voor de regeling
van de dimmer, moet altijd worden uitgevoerd door ofwel een bedieningsunit ofwel door
een digitale gemeenschappelijke ingang die geprogrammeerd is voor de aansturing van
de module 20046810 met de bijbehorende uitgang 1 of 2. Het is niet mogelijk om de twee
uitgangen van de module 20046810 tegelijkertijd aan te sturen voor het aanpassen van de
lichtsterkte van één digitale ingang (dus door een knop).

ANALOGE MODULE 2IN - ART. 20046707

INFORMATIE MODULE

ADRES
Oplopend nummer dat SimpleProg aan de module toekent wanneer hij aan de
lijst apparaten wordt toegevoegd. Om het nummer in het adres van de module te
wijzigen, gaat u te werk zoals aangegeven in paragraaf
module" op pagina 5
OMSCHRIJVING
voer een korte omschrijving in van de module om hem makkelijk terug te kunnen
vinden.
voorbeeld: Mod5 503 ingang badkamer BG
TYPE
Model van de geprogrammeerde module
FIRMWAREVERSIE
Firmwareversie van de module.
Als de module nog nooit is uitgelezen, blijft de waarde "-". De waarde moet in dat
geval niet worden beschouwd als firmwareversie. Om deze waarde bij te werken
naar de werkelijke firmwareversie, wordt aangeraden de module uit te lezen zodra
deze aan de installatie is toegevoegd (dus voordat de programmeringsparameters
worden geconfigureerd).
De firmwareversie van de module wordt ook weergegeven op de pagina 'Modules
zoeken'.
De firmwareversie heeft invloed op de beschikbaarheid van bepaalde
functies!
Geavanceerd
NIEUWE VERZENDING
met de functie kan de opdracht opnieuw worden verzonden als er geen antwoord is
BERICHT
van de aangestuurde module.
onder normale omstandigheden volstaat één opdracht om de uitgang aan te sturen,
als de opdracht echter niet wordt ontvangen, zal de module een nieuwe poging doen,
tot een maximum van 3 keer.
het is raadzaam om deze functie altijd te activeren, voor meer zekerheid over de
verzonden opdrachten.

INPUT

OMSCHRIJVING
voer een korte omschrijving in van de module om hem makkelijk terug te kunnen
vinden.
Voorbeeld: Mod5 503 ingang badkamer BG
TYPE
AUTOMATISCHE VERZENDING STATUS / AUTOMATISCHE INSTELLING UITGANG /
THERMOSTAAT
INTERVAL
stel een tijd in seconden in voor het via de bus verzenden van de ingangswaarde
VERZENDING
bij de bus.
WAARDE
deze verzendingen dienen om de analoge uitgangen bij te werken.
WAARDE
stel de waardeverandering (0-255) van de ingang voor verzending via de bus,
VERZENDEN BIJ
zonder te wachten op het waarde-verzendinterval.
VARIATIE
VERTRAGING
stel een tijd in seconden in voor het via de bus verzenden van de opdracht na
VERZENDEN
overschrijding van de ingestelde drempel.
OPDRACHT
"Programmering adres

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave