Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Hygrostaat; Dauwpunt - Comelit SimpleProg 4.7.0 Gebruikershandleiding

Software
Inhoudsopgave

Advertenties

< BACK
INDEX
SNELHEIDSREGELING
DIGITAAL: stel deze optie in als u een thermoconvector wilt aansturen met ON/
FAN COIL*
OFF-ingangen om de snelheid te variëren en deze thermoconvector op een module
op de BUS is aangesloten. In dat geval
worden in de ingevoerde module maximaal 3 uitgangen van de module voor deze
functie gereserveerd.
Stel het nummer van de module in die u wilt gebruiken en het nummer van de
uitgangen die aan de snelheden zijn gekoppeld.
ANALOOG: met deze parameter kan de klimaatzone worden ingesteld voor het
aansturen van een fan coil met meerdere snelheden met een analoge ingang 0-10V.
Op deze manier verstuurt de klimaatzone een regelingsopdracht van de analoge
uitgang 0-10V die wordt gekoppeld aan de fan coil en daarmee de bedrijfssnelheid
regelt. De opdracht van de analoge uitgang voorziet in 3 snelheden die in het
geavanceerde menu kunnen worden ingesteld en die variëren op basis van het
verschil tussen de ingestelde temperatuur voor de klimaatzone en de gemeten
omgevingstemperatuur. Hoe hoger dit verschil is, hoe meer de waarde van de
uitgang 0-10V toeneemt. De temperatuurverschillen die leiden tot de verschillende
snelheden, kunnen worden ingesteld in de geavanceerde instellingen.
DREMPEL ANTIVRIES-
de functie beschermt de installatie tegen extreme temperaturen.
FUNCTIE / BESCHERMING
indien de temperatuur de ingestelde waarde overschrijdt, zal het
HOGE TEMPERATUREN
systeem (ook als hij ingesteld is op OFF) automatisch geactiveerd
worden om de temperatuur binnen de ideale condities te brengen die
gedicteerd zijn door de hysteresis van de temperatuur.
GROEP DAG-MODUS
Het is mogelijk een groepsnummer toe te wijzen aan een van de 2
GROEP OFF-MODUS
drempels voor dag of OFF.
Op deze manier kan voor alle thermostaten in het systeem dezelfde
drempelwaarde worden ingesteld, bijvoorbeeld door een digitale
ingang te sluiten.
Door op de toets
Beheer groepen van waaruit groepen kunnen worden aangemaakt
of verwijderd.
TEMPERATUURBLOKKERING
Door deze optie te activeren zal het systeem de verwarming
PT100 ACTIVEREN
onderbreken zodra de door PT100 afgelezen temperatuur de
ingestelde drempel bereikt.
Geavanceerd
SIGNALERING
Met deze optie kan er een uitgang worden geconfigureerd voor het signaleren
VERWARMING/
van de verwarmings- of koelingsmodus. Uitgang actief = koelingsmodus, uitgang
KOELING
gedeactiveerd = verwarmingsmodus.
GROEP DAG-MODUS
Het is mogelijk een groepsnummer toe te wijzen aan een van de 2 drempels voor
GROEP OFF-MODUS
dag of OFF.
Op deze manier kan voor alle thermostaten of Minitouch-units in het systeem
dezelfde drempelwaarde worden ingesteld, bijvoorbeeld door een digitale ingang
te sluiten.
Door op de toets
groepen van waaruit groepen kunnen worden aangemaakt of verwijderd.

HYGROSTAAT

Algemeen
HYGROSTAAT
Activeert de functie hygrostaat.
ACTIVEREN
VERZEND
Geeft de modus aan voor het via de bus versturen van de gemeten vochtigheid.
VOCHTIGHEID NAAR
Deze verzendingen dienen om de bedieningsunits bij te werken met de gemeten
vochtigheid.
TIJDSINTERVAL: de gemeten vochtigheid wordt naar de bedieningsunit verzonden
volgens tijdsintervallen die zijn ingesteld in het veld "Interval verzending
vochtigheid".
VARIATIE VOCHTIGHEID: de gemeten vochtigheid wordt naar de bedieningsunit
verzonden bij variaties gelijk aan of groter dan de waarden ingesteld in het veld
"Variatie verzending vochtigheid"
CORRECTIE
Er kan een correctiecoëfficiënt worden toegepast, die wordt opgeteld bij de
VOCHTIGHEID
daadwerkelijk afgelezen vochtigheid. De standaardinstelling is 0.
Ontvochtigingsmodus / bevochtigingsmodus
DREMPEL DAG
Stel de gewenste vochtigheidsdrempel in
HYSTERESIS
met de hysteresis voor de vochtigheidsregeling kan de activering van de
VOCHTIGHEID
ontvochtiger/bevochtiger worden geregeld, zonder de continue activering of
deactivering van het systeem. Als er bijvoorbeeld een hysteresis van 5% is ingesteld
en een vochtigheidswaarde bij ontvochtiging van 60%, zal het systeem stoppen bij
55% (60% ingesteld - 5% hysteresis) en zal weer verder gaan met ontvochtiging
zodra er een waarde van 61% is bereikt.
ADRES
voer het betreffende adres in om het vochtregelingssysteem in de geselecteerde
modus te activeren
23
te drukken, heeft u toegang tot de pagina
te drukken, heeft u toegang tot de pagina Beheer
UITGANG
voer de betreffende uitgang in om het vochtregelingssysteem in de geselecteerde
modus te activeren.
SNELHEIDSREGELING
DIGITAAL: stel deze optie in als u een bevochtiger/ontvochtiger wilt aansturen met
FAN COIL*
ON/OFF-ingangen om de snelheid te variëren en deze op een module op de BUS is
aangesloten. In dit geval worden in de ingevoerde module maximaal 3 uitgangen
van de module voor deze functie gereserveerd. Stel het nummer van de module
in die u wilt gebruiken en het nummer van de uitgangen die aan de snelheden zijn
gekoppeld.
ANALOOG: met deze parameter kan de klimaatzone worden ingesteld voor het
aansturen van een bevochtigings-/ontvochtigingssysteem met meerdere snelheden
met een analoge ingang 0-10V. Op deze manier verstuurt de klimaatzone een
regelingsopdracht van de analoge uitgang 0-10V die wordt gekoppeld aan het
bevochtigings-/ontvochtigingssysteem en die daarmee de bedrijfssnelheid regelt.
De opdracht van de analoge uitgang voorziet in 3 snelheden die in het geavanceerde
menu kunnen worden ingesteld en die variëren op basis van het verschil tussen
de ingestelde vochtigheid voor de klimaatzone en de gemeten vochtigheid in de
omgeving. Hoe hoger dit verschil is, hoe meer de waarde van de uitgang 0-10V
toeneemt. De verschillen in vochtigheid die leiden tot de verschillende snelheden,
kunnen worden ingesteld in de geavanceerde instellingen.
GROEP DAG-MODUS
Het is mogelijk een groepsnummer toe te wijzen aan een van de 2 drempels
GROEP OFF-MODUS
voor dag of OFF.
Op deze manier kan voor alle thermostaten of Minitouch-units in het systeem
dezelfde drempelwaarde worden ingesteld, bijvoorbeeld door een digitale
ingang te sluiten.
Door op de toets
Beheer groepen van waaruit groepen kunnen worden aangemaakt of
verwijderd.
Geavanceerd
SIGNALERING
Met deze optie kan er een uitgang worden geconfigureerd voor het signaleren van
BEVOCHTIGER/
de bevochtigings- of ontvochtigingsmodus. Uitgang actief = ontvochtigingsmodus,
ONTVOCHTIGER
uitgang gedeactiveerd = bevochtigingsmodus.
GROEP DAG-MODUS
Het is mogelijk een groepnummer toe te wijzen aan een van de 2 drempels voor
GROEP OFF-MODUS
dag of OFF.
Op deze manier kan voor alle thermostaten in het systeem dezelfde drempelwaarde
worden ingesteld, bijvoorbeeld door een digitale ingang te sluiten.
Door op de toets
groepen van waaruit groepen kunnen worden aangemaakt of verwijderd.

DAUWPUNT

Algemeen
CONTROLE DAUWPUNT
vink het vakje aan om te activeren.
GEACTIVEERD
VERZEND DAUWPUNT NAAR
kies de modus voor het via de bus versturen van de gemeten temperatuur.
deze verzendingen dienen om de bedieningsunits bij te werken met de
status (bijvoorbeeld ten aanzien van de afgelezen vochtigheid). Het wordt
aangeraden deze waarde in te stellen op de standaardwaarde (5 minuten).
TIJDSINTERVAL: de gemeten temperatuur wordt verzonden volgens
tijdsintervallen die zijn ingesteld in het veld "Interval verzending dauwpunt".
VARIATIE DAUWPUNT: de gemeten temperatuur wordt verzonden bij
variaties gelijk aan of groter dan de waarden ingesteld in het veld "Variatie
verzending dauwpunt".
HYSTERESIS DAUWPUNT
met de hysteresis voor de dauwpuntregeling kan de activering/deactivering
van het koelsysteem worden geregeld, zonder de continue activering of
deactivering van het systeem. Bijvoorbeeld - als er met een hysteresis
van 0,4° een correctie van het dauwpunt wordt ingesteld van 20°C, zal de
functie activeren bij 20° en deactiveren bij het bereiken van 19,6°.
GEBRUIK TEMP. PT100 VOOR
hiermee kan de temperatuuraflezing van de sensor PT100 worden gebruikt
BEREKENING DAUWPUNT
om het dauwpunt te berekenen.
OPPERVLAKTETEMPERATUUR
als de sensor PT100 niet wordt gebruikt om het dauwpunt te berekenen,
AFGEKOELD
dan kan handmatig de bereikte temperatuur van het afgekoelde oppervlak
(vloer) worden ingesteld wanneer het systeem in bedrijf is.
Geavanceerd
GROEP ACTIVERING /
aan de functie DAUWPUNT kan een GROEP ACTIVERING of een GROEP DEACTIVERING
DEACTIVERING
worden toegekend om de functie te ACTIVEREN of te DEACTIVEREN.
Door op de toets
groepen van waaruit groepen kunnen worden aangemaakt of verwijderd.
te drukken, heeft u toegang tot de pagina
te drukken, heeft u toegang tot de pagina Beheer
te drukken, heeft u toegang tot de pagina Beheer

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave