Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Algemene Busmodule 2In/2Out - Art. 20004607; Informatie; Ingangen - Comelit SimpleProg 4.7.0 Gebruikershandleiding

Software
Inhoudsopgave

Advertenties

< BACK
INDEX
ALGEMENE BUSMODULE 2IN/2OUT - ART.
20004607

INFORMATIE

Informatie module
ADRES
Oplopend nummer dat SimpleProg aan de module toekent wanneer hij aan de lijst
apparaten wordt toegevoegd.
Om het adres aan de module toe te kennen, gebruikt u de DIP-switches.
OMSCHRIJVING
voer een korte omschrijving in van de module om hem makkelijk terug te kunnen
vinden.
Voorbeeld: Mod5 503 ingang badkamer BG
TYPE
Model van de geprogrammeerde module
FIRMWAREVERSIE
Firmwareversie van de module.
Als de module nog nooit is uitgelezen, blijft de waarde "-". De waarde moet in dat
geval niet worden beschouwd als firmwareversie. Om deze waarde bij te werken
naar de werkelijke firmwareversie, wordt aangeraden de module uit te lezen zodra
deze aan de installatie is toegevoegd (dus voordat de programmeringsparameters
worden geconfigureerd).
De firmwareversie van de module wordt ook weergegeven op de pagina 'Modules
zoeken'.
De firmwareversie heeft invloed op de beschikbaarheid van bepaalde
functies!
Geavanceerd
VERTRAGING MODULE
definieert de vertraging tussen de ontvangst van een groepsopdracht en de
NA ONTVANGST
omschakeling van de uitgangen van de module die aan deze groep zijn gekoppeld.
GROEPSOPDRACHT
Deze instelling kan worden gebruikt om de uitvoering van opdrachten voor de diverse
modules die aan dezelfde groep zijn gekoppeld, te vertragen en zo te voorkomen dat
er veel data over de bus worden gegenereerd.
Als er bijvoorbeeld een opdracht naar een module wordt gestuurd om alle uitgangen
te deactiveren met een groepsopdracht en er een vertraging van 2 seconden
is ingesteld, worden de uitgangen 2 seconden na ontvangst van de opdracht
gedeactiveerd.
VERTRAGING
definieert de vertraging tussen de activering van twee uitgangen indien er een
UITGANG NA
groepsopdracht wordt ontvangen voor aansturing van meerdere uitgangen die tot
ONTVANGST
dezelfde module behoren.
GROEPSOPDRACHT
Als er bijvoorbeeld een opdracht naar een module wordt gestuurd om alle uitgangen
te deactiveren met een groepsopdracht en er een vertraging van 2 seconden is
ingesteld, wordt eerst de eerste uitgang gedeactiveerd, na 2 seconden de tweede
en zo verder.
MINIMUMTIJD VOOR
definieert de tijd die de ingang gesloten moet blijven om de opdracht te verzenden.
SLUITING INGANGEN
Deze vertraging geldt voor alle ingangen van de module.
Als u bijvoorbeeld wilt dat de drukknop de gewenste functie pas uitvoert nadat de
knop minimaal 4 seconden ingedrukt is gehouden, stelt u deze tijd in op 4s.
NIEUWE VERZENDING
Met de functie kan de opdracht opnieuw worden verzonden als er geen antwoord is
BERICHT
van de aangestuurde module. Onder normale omstandigheden volstaat één opdracht
om de uitgang aan te sturen, als de opdracht echter niet wordt ontvangen, zal de
module een nieuwe poging doen, tot een maximum van 3 keer. Het is raadzaam om
deze functie altijd te activeren, voor meer zekerheid over de verzonden opdrachten.
NIEUWE VERZENDING
met deze optie kan er een nieuwe verzendpoging worden gedaan wanneer er een
GROEPSOPDRACHT
groepsopdracht wordt verzonden. Bij het opnieuw verzenden van groepsopdrachten
wordt de opdracht 3 keer verzonden.
De groepsopdracht krijgt geen statusantwoord omdat het niet mogelijk is de status
van meerdere uitgangen vast te stellen. Het is raadzaam om deze optie geactiveerd
te houden als binnen het systeem groepsopdrachten worden gebruikt.
NIEUWE VERZENDING
met deze optie kan de status van uitgangen die geactiveerd zijn door middel van een
STATUS UITGANG NA
groepsopdracht die door de module is ontvangen, over de bus worden verzonden.
GROEPSOPDRACHT
Het is raadzaam om deze optie te activeren als er in het systeem groepsopdrachten
zijn geprogrammeerd en er bedieningsunits (zoals Planux Manager of Serial
Bridge, enz.) aanwezig zijn. Deze nieuwe verzendpoging die wordt uitgevoerd door
de module die de opdracht ontvangt en die met een vertraging van maximaal 12
seconden kan worden verzonden, is belangrijk om de status van de uitgangen op de
bedieningsunits bij te werken.

INGANGEN

Standaard parameters
Hieronder worden de configureerbare parameters voor de INPUT beschreven.
Het
aantal
beschikbare
inputs
huisautomatiseringsmodule.
OMSCHRIJVING
voer een omschrijving in van het type opdracht dat voor de ingang is ingesteld.
INGANG
De wijziging van de omschrijving vindt plaats in de tabel lijst apparaten.
16
varieert
naar
gelang
de
geselecteerde
TYPE ONTVANGER
MODULE: de functie module wordt gebruikt om vanaf een digitale ingang één of
meer uitgangen van een module aan te sturen. Als u deze optie selecteert, moet u
het nummer van de module en het nummer van de uitgang(en) die u wilt aansturen
invoeren.
Deze instelling wordt ook gebruikt voor het aansturen van een analoge uitgang van
een 20046810-module die op een dimmermodule is aangesloten. Ook in dat geval
moet het adres van de 20046810-module en het nummer van de uitgang (1 of 2)
worden ingevoerd.
GROEP: met deze functie kunnen meerdere uitgangen op verschillende modules
worden aangestuurd. Deze instelling wordt gebruikt om een opdracht te geven om
bijvoorbeeld alle lampen van een woning uit te schakelen of alle rolluiken, etc. te
laten zakken. Hiervoor moeten op de pagina voor het instellen van de uitgangen, de
uitgangen aan dezelfde groep worden toegewezen.
Als u bijvoorbeeld alle lampen wilt aansturen, moet aan alle uitgangen die met de
lampen zijn verbonden een groep worden toegewezen (bijvoorbeeld GROEP 1) en
moet vervolgens in het veld TYPE ONTVANGER een ingang worden ingesteld als
GROEP door GROEP 1 in te voeren.
BEDIENINGSUNIT: met de functie 'Bedieningsunit' kunt u een opdracht direct naar
de bedieningsunits van het systeem sturen, bijvoorbeeld Icona Manager, Planux
Manager, Serial Bridge of Minitouch. Deze opdracht kan door de bedieningsunits
worden gebruikt om opdrachten te activeren die in het geheugen van de units zijn
opgeslagen, of om de status van de ingang te gebruiken om logica of andere functies
te regelen.
Als u bijvoorbeeld een drukknop wilt gebruiken om een scenario te activeren dat
in de bedieningsunit Planux Manager of Minitouch is opgeslagen, moet de ingang
op deze wijze worden ingesteld. Hetzelfde geldt als u de status van een ingang wilt
gebruiken voor een logische functie of koppeling die op Serial Bridge aanwezig is.
MODUS OPDRACHT
NORMAAL: de module stuurt een opdracht naar de ontvanger om de uitgang aan
te sturen met de functie waarvoor deze is geprogrammeerd. Als er bijvoorbeeld een
normale opdracht naar een uitgang met tijdschakeling wordt verzonden, activeert
deze uitgang gedurende de ingestelde tijd. Als er een normale opdracht wordt
verzonden naar een uitgang die ingesteld is als teleruptor, wordt de status van de
uitgang omgekeerd.
SET: de module verstuurt de opdracht 'Geforceerd ON', waarna de uitgang
onafhankelijk van de programmering wordt geactiveerd en actief blijft tot er een
nieuwe opdracht wordt ontvangen. De opdracht SET heeft geen invloed op uitgangen
die ingesteld zijn als 'Rolluik' en "Jaloezie"
Als u bijvoorbeeld een opdracht voor het aanzetten van een groep lampen wilt
verzenden, moet het opdrachttype SET worden ingesteld om lampen die uit zijn in te
schakelen en lampen die al aan waren ingeschakeld te laten. Als een SET-opdracht
wordt verzonden naar een uitgang die ingesteld is met een tijdschakeling, activeert
de uitgang en blijft deze geactiveerd tot er een nieuwe opdracht wordt ontvangen.
RESET: de module verstuurt de opdracht 'Geforceerd OFF', waarna de uitgang
onafhankelijk van de programmering wordt gedeactiveerd en inactief blijft tot er een
nieuwe opdracht wordt ontvangen. Als de opdracht RESET naar een uitgang wordt
verzonden die geprogrammeerd is als 'Rolluik' en "Jaloezie", activeert het relais niet
en zal het bijbehorende rolluik niet in beweging komen.
Als u bijvoorbeeld een opdracht voor het uitzetten van een groep lampen wilt
verzenden, moet het opdrachttype RESET worden ingesteld om lampen die aan zijn
uit te schakelen en lampen die al uit waren uitgeschakeld te laten.
SLEUTELKAARTLEZER: deze opdracht wordt gebruikt om een uitgang te activeren
die geconfigureerd is als "Randapparatuur kamer". Wanneer de ingang geopend
is en de voor de uitgang ingestelde tijd is verstreken, gaat de uitgang weer open.
U kunt bijvoorbeeld de sleutelkaartlezer van een hotelkamer aan een ingang koppelen
die geconfigureerd is als 'Sleutelkaartlezer'. Wanneer men dan de kamer binnengaat
en de sleutelkaart invoert, wordt de uitgang die ingesteld is als 'Randapparatuur
kamer' geactiveerd en wordt vervolgens de netvoeding van de kamer ingeschakeld.
Wanneer men de kamer verlaat en de sleutelkaart verwijderd is, schakelt de timer
in zodat er voldoende tijd is om de kamer te verlaten. Zodra deze tijd is verstreken,
wordt de uitgang voor de netvoeding gedeactiveerd.
De opdracht sleutelkaartlezer werkt alleen bij de uitgang Randapparatuur kamer van
dezelfde module en komt overeen met de ingang. Als bijvoorbeeld uitgang 4 de
functie randapparatuur kamer heeft, moet ingang 4 van dezelfde module worden
geprogrammeerd als Sleutelkaartlezer.
ALARM: deze opdracht wordt gebruikt om een opdracht voor het deactiveren van
een uitgang met elektromagnetische klep met voorrang te verzenden boven de
opdracht die afkomstig is van thermostaten, temperatuursensoren of Minitouch-
units. Deze opdracht wordt uitsluitend gebruikt om een klimaatzone te deactiveren
als er een raam wordt geopend, om te voorkomen dat de verwarming of koeling
zonder reden in werking worden gezet.
ANALOGE UITGANG ACTIVEREN/DEACTIVEREN: met deze opdracht kan een
analoge uitgang worden geactiveerd/gedeactiveerd. Bijvoorbeeld een dimmer
20046851.
CYCLISCHE SET/RESET: met de functie cyclische SET/RESET kunnen er afwisselend
SET- en RESET-opdrachten worden verzonden vanaf dezelfde ingang. Als er
bijvoorbeeld een knop wordt geconfigureerd voor aansturing van 3 uitgangen van
een digitale module en de ingang wordt geconfigureerd als cyclische SET/RESET,
dan verstuurt de knop de SET-opdracht een keer om de 3 uitgangen te activeren en
de volgende keer de RESET-opdracht om de 3 uitgangen te deactiveren. Dit is met
name handig wanneer er uitgangen zijn die afzonderlijk worden aangestuurd vanaf
verschillende punten en die u wilt bedienen en uitlijnen vanaf één centraal punt.
MONOSTABIELE SET/RESET: met deze opdracht wordt er een SET-opdracht
verstuurd als de ingang gesloten is en een RESET-opdracht als de ingang wordt
geopend. Er kan bijvoorbeeld een digitale ingang worden gekoppeld aan een
schemersensor met een droog contact ON/OFF en u wilt de lichten inschakelen
als de schemersensor wordt geactiveerd en uitschakelen als de sensor wordt
gedeactiveerd. Met deze ingang wordt bij sluiting van het schemersensor-contact
een SET-opdracht verzonden die de uitgangen activeert terwijl bij opening van
het contact van de schemersensor er een RESET-opdracht wordt verstuurd om de
lichten uit te schakelen.
MODULE
ADRES: met dit menu kan het adres van de ontvanger worden ingesteld
UITGANGEN: met dit menu kunnen de uitgangen worden geselecteerd voor het
ontvangen van de opdracht
Door op de toets
MODULE worden geselecteerd via een grafische interface
te drukken, kunnen ADRES en UITGANGEN van de

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave