< BACK
INDEX
MODULE
de functie Module wordt gebruikt om één of meer uitgangen van een module aan te
sturen. Als u deze optie selecteert, moet u het type opdracht instellen en het nummer
van de module en het nummer van de uitgang(en) die u wilt aansturen invoeren.
GROEP
met deze functie kunnen meerdere uitgangen op verschillende modules worden
aangestuurd. Deze instelling wordt gebruikt om een opdracht te geven om
bijvoorbeeld alle lampen van een woning uit te schakelen of alle rolluiken, etc. te
laten zakken. Hiervoor moeten op de pagina voor het instellen van de uitgangen, de
uitgangen aan dezelfde groep worden toegewezen. Als u deze optie selecteert, moet
u het type opdracht instellen en de groep invoeren die u wilt aansturen.
Als u bijvoorbeeld alle lampen wilt aansturen, moet aan alle uitgangen die met de
lampen zijn verbonden een groep worden toegewezen (bijvoorbeeld GROEP 5) en
moet vervolgens in het veld 'Bestemming bericht' een ingang worden ingesteld als
'GROEP' door GROEP nummer 5 in te voeren.
BEDIENINGSUNIT
met de functie 'Bedieningsunit' kunt u een opdracht direct naar de bedieningsunits
van het systeem versturen, bijvoorbeeld Maxi Manager, Serial Bridge of Icona
Manager. Deze opdracht kan door de bedieningsunits worden gebruikt om opdrachten
te activeren die in het geheugen van de units zijn opgeslagen, of om de status van de
ingang te gebruiken om logica of andere functies te regelen. Het nummer van de te
verzenden ingang van de bedieningsunit moet worden ingesteld.
Als u bijvoorbeeld een drukknop wilt gebruiken om een scenario te activeren dat in
de bedieningsunit Maxi Manager of Icona Manager is opgeslagen, moet de ingang
op deze wijze worden ingesteld. Hetzelfde geldt als u de status van een ingang wilt
gebruiken voor een logische functie of koppeling die op Serial Bridge aanwezig is.
DIMMER
deze functie wordt gebruikt om een dimmermodule aan te sturen. Wanneer de
knop eenmaal wordt ingedrukt, wordt de lamp die op de module is aangesloten
geactiveerd/gedeactiveerd. Wanneer de knop 1 seconde ingedrukt wordt gehouden,
verschijnt er een wiel waarmee de lichtsterkte kan worden aangepast. Als u
deze optie selecteert, moet u het nummer van de module en het nummer van de
uitgang(en) die u wilt aansturen invoeren.
RGB
deze functie wordt gebruikt om een RGB-lamp te bedienen die beheerd wordt via
een module DALI-DMX 20004600. Wanneer de knop eenmaal wordt ingedrukt, wordt
de lamp die op de uitgang van de module is aangesloten geactiveerd/gedeactiveerd.
Wanneer de knop 10 seconden ingedrukt wordt gehouden, verschijnt er een wiel
waarmee de kleur voor de RGB-lampen kan worden aangepast. De lichtsterkte kan
worden aangepast door op de pijlen te drukken. Als u deze optie selecteert, moet u
het nummer van de module en het nummer van de uitgang(en) die u wilt aansturen
invoeren.
NORMAAL
de module stuurt een opdracht naar de ontvanger om de uitgang om te schakelen naar
de functie waarvoor deze is geprogrammeerd.
Als er bijvoorbeeld een normale opdracht naar een uitgang met tijdschakeling wordt
verzonden, activeert deze uitgang gedurende de ingestelde tijd. Als er een normale
opdracht wordt verzonden naar een uitgang die ingesteld is als teleruptor, wordt de
status van de uitgang omgekeerd.
SET
de module verstuurt de opdracht 'Geforceerd ON', waarna de uitgang onafhankelijk
van de programmering wordt geactiveerd en inactief blijft tot er een nieuwe opdracht
wordt ontvangen. De opdracht SET heeft geen invloed op uitgangen die ingesteld zijn
als 'Rolluik' en "Jaloezie".
Als u bijvoorbeeld een opdracht voor het aanzetten van een groep lampen wilt
verzenden, moet het opdrachttype SET worden ingesteld om lampen die uit zijn in te
schakelen en lampen die al aan waren ingeschakeld te laten. Als een SET-opdracht
wordt verzonden naar een uitgang die ingesteld is met een tijdschakeling, activeert
de uitgang en blijft deze geactiveerd tot er een nieuwe opdracht wordt ontvangen.
CYCLISCHE
met de functie cyclische SET/RESET kunnen er afwisselend SET- en RESET-
SET/RESET
opdrachten worden verzonden vanaf dezelfde drukknop. Als er bijvoorbeeld een knop
wordt geconfigureerd voor aansturing van 3 uitgangen van een digitale module en
de ingang wordt geconfigureerd als cyclische SET/RESET, dan verstuurt de knop
de SET-opdracht een keer om de 3 uitgangen te activeren en de volgende keer de
RESET-opdracht om de 3 uitgangen te deactiveren. Dit is met name handig wanneer
er uitgangen zijn die afzonderlijk worden aangestuurd vanaf verschillende punten en
die u wilt bedienen en uitlijnen vanaf één centraal punt.
RESET
de module verstuurt de opdracht 'Geforceerd OFF', waarna de uitgang onafhankelijk
van de programmering wordt gedeactiveerd en inactief blijft tot er een nieuwe
opdracht wordt ontvangen. Als de opdracht RESET naar een uitgang wordt verzonden
die geprogrammeerd is als 'Rolluik', activeert het relais niet en zal het bijbehorende
rolluik niet in beweging komen.
Als u bijvoorbeeld een opdracht voor het uitzetten van een groep lampen wilt
verzenden, moet het opdrachttype RESET worden ingesteld om lampen die aan zijn uit
te schakelen en lampen die al uit waren uitgeschakeld te laten.
ANALOGE
de module stuurt een activeringsopdracht naar de ingestelde analoge uitgang zodat
UITGANG
de uitgang ingesteld wordt op de laatste waarde die tijdelijk was geconfigureerd. Dit
ACTIVEREN
kan bijvoorbeeld worden gebruikt om lampen met dimmers in te schakelen die zijn
aangesloten op de modules art. 20046810 of art. 20046851.
ANALOGE
de module stuurt een uitschakelopdracht naar de ingestelde analoge uitgang. Dit
UITGANG
kan bijvoorbeeld worden gebruikt om lampen met dimmers uit te schakelen die zijn
DEACTIVEREN
aangesloten op de modules art. 20046810 of art. 20046851.
• BEHEER SCENARIO'S
Met de scenario input kunnen 16 verschillende opdrachten over de bus worden verzonden.
Dit is bijvoorbeeld nuttig als u alle lampen in de woning wilt uitschakelen, alle rolluiken wilt
laten zakken, of de gestuurde stopcontacten wilt deactiveren. In deze gevallen moeten er
namelijk meerdere opdrachten over de bus worden verzonden en kan hiervoor de scenario
input worden gebruikt. Wanneer een knop die op de scenario input is aangesloten wordt
ingedrukt, worden de 16 opdrachten achtereenvolgens uitgevoerd. Hierbij kan de tijd tussen
de verschillende opdrachten worden ingesteld (standaard 0,5 seconde).
Selecteer SCENARIO'S
Selecteer een van de 4 beschikbare scenario's.
verander eventueel de ACHTERGRONDKLEUR, PAGINA-INDEX en STATUSKLEUR
PAGINA-INDEX via het keuzemenu.
Functie toets - synthese scenario
Overzichtskader van de 16 verschillende configureerbare opdrachten.
Selecteer de gewenste regel om de opdracht te wijzigen.
Functie toets - actie scenario
38
NAAM ACTIE
kan niet worden gewijzigd
OMSCHRIJVING
veld waarin een korte beschrijving van de actie kan worden ingevoerd
MODULE
de functie wordt gebruikt om één of meer uitgangen van een module aan te sturen.
Als u deze optie selecteert, moet u het type opdracht instellen en het nummer van de
module en het nummer van de uitgang(en) die u wilt aansturen invoeren.
GROEP
met deze functie kunnen meerdere uitgangen op verschillende modules worden
aangestuurd. Deze instelling wordt gebruikt om een opdracht te geven om
bijvoorbeeld alle lampen van een woning uit te schakelen of alle rolluiken, etc. te
laten zakken. Hiervoor moeten op de pagina voor het instellen van de uitgangen, de
uitgangen aan dezelfde groep worden toegewezen. Als u deze optie selecteert, moet
u het type opdracht instellen en de groep invoeren die u wilt aansturen.
Als u bijvoorbeeld alle lampen wilt aansturen, moet aan alle uitgangen die met de
lampen zijn verbonden een groep worden toegewezen (bijvoorbeeld GROEP 5) en
moet vervolgens in het veld 'Bestemming bericht' een ingang worden ingesteld als
'GROEP' door GROEP nummer 5 in te voeren.
BEDIENINGSUNIT
met de functie 'Bedieningsunit' kunt u een opdracht direct naar de bedieningsunits
van het systeem versturen, bijvoorbeeld Maxi Manager, Serial Bridge of Icona
Manager. Deze opdracht kan door de bedieningsunits worden gebruikt om
opdrachten te activeren die in het geheugen van de units zijn opgeslagen, of om
de status van de ingang te gebruiken om logica of andere functies te regelen. Het
nummer van de te verzenden ingang van de bedieningsunit moet worden ingesteld.
Als u bijvoorbeeld een drukknop wilt gebruiken om een scenario te activeren dat in
de bedieningsunit Maxi Manager of Icona Manager is opgeslagen, moet de ingang
op deze wijze worden ingesteld. Hetzelfde geldt als u de status van een ingang wilt
gebruiken voor een logische functie of koppeling die op Serial Bridge aanwezig is.
NORMAAL
de module stuurt een opdracht naar de ontvanger om de uitgang om te schakelen
naar de functie waarvoor deze is geprogrammeerd.
Als er bijvoorbeeld een normale opdracht naar een uitgang met tijdschakeling wordt
verzonden, activeert deze uitgang gedurende de ingestelde tijd. Als er een normale
opdracht wordt verzonden naar een uitgang die ingesteld is als teleruptor, wordt de
status van de uitgang omgekeerd.
SET
de module verstuurt de opdracht 'Geforceerd ON', waarna de uitgang onafhankelijk
van de programmering wordt geactiveerd en inactief blijft tot er een nieuwe
opdracht wordt ontvangen. De opdracht SET heeft geen invloed op uitgangen die
ingesteld zijn als 'Rolluik' en "Jaloezie".
Als u bijvoorbeeld een opdracht voor het aanzetten van een groep lampen wilt
verzenden, moet het opdrachttype SET worden ingesteld om lampen die uit zijn in te
schakelen en lampen die al aan waren ingeschakeld te laten. Als een SET-opdracht
wordt verzonden naar een uitgang die ingesteld is met een tijdschakeling, activeert
de uitgang en blijft deze geactiveerd tot er een nieuwe opdracht wordt ontvangen.
RESET
de module verstuurt de opdracht 'Geforceerd OFF', waarna de uitgang onafhankelijk
van de programmering wordt gedeactiveerd en inactief blijft tot er een nieuwe
opdracht wordt ontvangen. Als de opdracht RESET naar een uitgang wordt
verzonden die geprogrammeerd is als 'Rolluik' en "Jaloezie", activeert het relais
niet en zal het bijbehorende rolluik niet in beweging komen.
Als u bijvoorbeeld een opdracht voor het uitzetten van een groep lampen wilt
verzenden, moet het opdrachttype RESET worden ingesteld om lampen die aan zijn
uit te schakelen en lampen die al uit waren uitgeschakeld te laten.
ANALOGE
de module stuurt een activeringsopdracht naar de ingestelde analoge uitgang zodat
UITGANG
de uitgang ingesteld wordt op de laatste waarde die tijdelijk was geconfigureerd. Dit
ACTIVEREN
kan bijvoorbeeld worden gebruikt om lampen met dimmers in te schakelen die zijn
aangesloten op de modules art. 20046810 of art. 20046851.
ANALOGE
de module stuurt een uitschakelopdracht naar de ingestelde analoge uitgang. Dit
UITGANG
kan bijvoorbeeld worden gebruikt om lampen met dimmers uit te schakelen die zijn
DEACTIVEREN
aangesloten op de modules art. 20046810 of art. 20046851.
ANALOGE
hiermee kan de lichtsterkte of de waarde van de analoge uitgang worden ingesteld
WAARDE
op de ingestelde waarde die ernaast wordt weergegeven
INSTELLEN
KLEUR RGB
deze opdracht kan worden gebruikt om de gewenste kleur van een RGB-lamp in te
INSTELLEN
stellen met behulp van het veld dat ernaast wordt weergegeven
• KLIMAATREGELING
Op de pagina KLIMAATREGELING kan de temperatuur-/vochtsensor worden gecontroleerd
die in de ONE/H-module is geïntegreerd (of een externe temperatuur-/vochtsensor) om de
temperatuur aan te kunnen passen tot maximaal +3 °C / -3 °C in stappen van 0,5 °C ten
opzichte van het laatste ingestelde setpoint.
Selecteer KLIMAATREGELING
Selecteer de middelste toets
verander eventueel de ACHTERGRONDKLEUR, PAGINA-INDEX en STATUSKLEUR
PAGINA-INDEX via het keuzemenu.
Eigenschappen toets
OMSCHRIJVING
In dit veld kan een korte beschrijving worden ingevoerd van de functie of de module
die door de toets of pijl wordt beheerd
KLIMAATPARAMETERS
Parameters thermostaat