Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Parameters Dauwpunt; Module Temperatuur En Vochtigheid, Pt100 - Art; Informatie Module; Ingangen - Comelit SimpleProg 4.7.0 Gebruikershandleiding

Software
Inhoudsopgave

Advertenties

< BACK
INDEX
CORRECTIE
er kan een correctiecoëfficiënt worden toegepast, die wordt opgeteld bij de
VOCHTIGHEID
daadwerkelijk afgelezen vochtigheid. De standaardinstelling is 0.
Modus ontvochtiger/ bevochtiger
DREMPEL DAG
stel de drempelwaarde en de zone in die u voor de verschillende bedrijfsmodi
DREMPEL NACHT
wilt instellen
LEGE DREMPEL
GROEP DAG/NACHT/LEGE
u kunt aan een van de 3 drempelwaarden voor Dag, Nacht of Leeg een
MODUS
zonenummer toewijzen.
Op deze manier kan voor alle thermostaten of Minitouch-units in het systeem
dezelfde drempelwaarde worden ingesteld, bijvoorbeeld door een digitale
ingang te sluiten.
ADRES
voer het betreffende adres in om het vochtregelingssysteem in de
geselecteerde modus te activeren
UITGANGEN
voer de betreffende uitgang in om het vochtregelingssysteem in de
geselecteerde modus te activeren.
SNELHEIDSREGELING
DIGITAAL: stel deze optie in als u een thermoconvector met meerdere
FAN COIL*
snelheden wilt aansturen en deze op een module op de BUS is aangesloten.
In dat geval worden in de ingevoerde module de eerste 4 uitgangen van de
module voor deze functie gereserveerd. Voer het nummer in van de module
die u wilt gebruiken en welk van de 3 snelheden moeten worden gebruikt.
Als bijvoorbeeld 'externe klep' wordt geselecteerd en het modulenummer 2
wordt ingesteld, wordt uitgang 1 van module 2 gebruikt voor toestemming en
activering van de machine voor thermoregeling, terwijl de uitgangen 2, 3 en
4 (ook van module 2) worden gebruikt om de 3 snelheden te regelen. Uitgang
2 voor snelheid 1, uitgang 3 voor snelheid 2 en uitgang 4 voor snelheid 3.
ANALOOG: met deze parameter kan de klimaatzone worden ingesteld voor het
aansturen van een fan coil met meerdere snelheden met een analoge ingang
0-10V. Op deze manier verstuurt de klimaatzone een regelingsopdracht van
de analoge uitgang 0-10V die wordt gekoppeld aan de fan coil en daarmee
de bedrijfssnelheid regelt. De opdracht van de analoge uitgang voorziet in
3 snelheden die in het geavanceerde menu kunnen worden ingesteld en
die variëren op basis van het verschil tussen de ingestelde vochtigheid
voor de klimaatzone en de gemeten vochtigheid in de omgeving. Hoe hoger
dit verschil is, hoe meer de waarde van de uitgang 0-10V toeneemt. De
verschillen in vochtigheid die leiden tot de verschillende snelheden, kunnen
worden ingesteld in de geavanceerde instellingen.
Geavanceerd
GROEP DAG/NACHT/
u kunt aan een van de 3 drempelwaarden voor Dag, Nacht of Leeg een zonenummer
LEGE MODUS
toewijzen.
Op deze manier kan voor alle thermostaten of Minitouch-units in het systeem
dezelfde drempelwaarde worden ingesteld, bijvoorbeeld door een digitale ingang
te sluiten.
VARIATIE
deze waarden geven het verschil in vochtigheidswaarde aan ten opzichte van het
VOCHTIGHEID
ingestelde setpoint, voor activering van snelheid 2 of snelheid 3 in de fancoil-modus.
SNELHEID
deze waarden geven de analoge waarden aan voor de drie snelheden die worden
1 2 3
gebruikt in de analoge fancoil-modus.

PARAMETERS DAUWPUNT

(alleen Art. 20004120)
Algemeen
INTERVAL
voer de tijd in seconden in voor het verzenden van de setpoints en instellingen via
VERZENDING
de BUS.
DAUWPUNT
deze verzendingen dienen om de bedieningsunits bij te werken met de status
(bijvoorbeeld ten aanzien van de afgelezen vochtigheid). Het is raadzaam om deze
waarde op de standaardwaarde (5 minuten) ingesteld te laten.
HYSTERESIS
met de hysteresis voor de dauwpuntcontrole kan de activering van de ontvochtiger/
DAUWPUNT
bevochtiger worden geregeld, zonder de continue activering of deactivering van het
systeem.
Bijvoorbeeld - als er met een hysteresis van 0,4° een correctie van het dauwpunt
wordt ingesteld van 20°C, zal de functie activeren bij 20° en deactiveren bij het
bereiken van 19,6°.
CORRECTIE
geeft de temperatuur aan waaronder de functie automatisch wordt gedeactiveerd
DAUWPUNT
Geavanceerd
GROEP ACTIVERING /
aan de functie DAUWPUNT kan een GROEP ACTIVERING of een GROEP DEACTIVERING
DEACTIVERING
worden toegekend om de functie te ACTIVEREN of te DEACTIVEREN.
Door op de toets
groepen van waaruit groepen kunnen worden aangemaakt of verwijderd.
UITGANG
er kan een MODULE en een UITGANG worden geselecteerd die wordt gekoppeld aan
de functie dauwpunt.
Door op de toets
groepen van waaruit groepen kunnen worden aangemaakt of verwijderd.
22
te drukken, heeft u toegang tot de pagina Beheer
te drukken, heeft u toegang tot de pagina Beheer
MODULE TEMPERATUUR EN VOCHTIG-
HEID, PT100 - ART. 20004140

INFORMATIE MODULE

ADRES
Oplopend nummer dat SimpleProg aan de module toekent wanneer hij aan de lijst
apparaten wordt toegevoegd.
Om het adres aan de module toe te kennen, gebruikt u de DIP-switches
OMSCHRIJVING
voer een korte omschrijving in van de module om hem makkelijk terug te kunnen
vinden.
voorbeeld: Mod5 503 ingang badkamer BG
TYPE
Model van de geprogrammeerde module
FIRMWAREVERSIE
Firmwareversie van de module.
Als de module nog nooit is uitgelezen, blijft de waarde "-". De waarde moet in dat
geval niet worden beschouwd als firmwareversie. Om deze waarde bij te werken
naar de werkelijke firmwareversie, wordt aangeraden de module uit te lezen zodra
deze aan de installatie is toegevoegd (dus voordat de programmeringsparameters
worden geconfigureerd).
De firmwareversie van de module wordt ook weergegeven op de pagina 'Modules
zoeken'.
De firmwareversie heeft invloed op de beschikbaarheid van bepaalde
functies!
STATUS-LED
de functie schakelt de led in om de activering van de klimaatzone te signaleren
ACTIVEREN
in de meegeleverde temperatuursensor.
MINIMUMTIJD VOOR
stel de tijd in die de ingang gesloten moet blijven om de opdracht te
SLUITING INGANGEN
verzenden.
Als u bijvoorbeeld wilt dat de drukknop de gewenste functie pas uitvoert nadat
de knop minimaal 4 seconden is ingedrukt, stelt u deze tijd in op 4s.

INGANGEN

Voor informatie over de programmering van de digitale ingang 1 zie paragraaf
op pagina 10

THERMOSTAAT

Algemeen
THERMOSTAAT ACTIVEREN vink het vakje aan om te activeren.
VERZEND TEMPERATUUR
kies de modus voor het via de bus versturen van de gemeten temperatuur.
NAAR:
deze verzendingen dienen om de bedieningsunits bij te werken met de gemeten
temperatuur.
TIJDSINTERVAL: de gemeten temperatuur wordt naar de bedieningsunit
verzonden volgens tijdsintervallen die zijn ingesteld in het veld "Interval
verzending temperatuur".
TEMPERATUUR: de gemeten temperatuur wordt naar de bedieningsunit
verzonden bij variaties in de omgevingstemperatuur gelijk aan of groter dan de
waarden ingesteld in het veld "Variatie verzending temperatuur"
TEMPERATUURCORRECTIE
er kan een correctiecoëfficiënt in tienden van een graad (ook negatief) worden
toegepast, die wordt opgeteld bij de daadwerkelijk afgelezen temperatuur. De
standaardinstelling is 0.
Verwarmingsmodus / Koelingsmodus
DREMPEL DAG
stel de gewenste temperatuurdrempel in
HYSTERESIS
Geeft het interval aan voor activering van de thermostaatuitgang, in tienden
TEMPERATUUR
van een graad. Als deze bijvoorbeeld is ingesteld op 4 tienden van een graad
(standaardwaarde) en de thermostaat in de verwarmingsmodus is ingesteld op
20°C, activeert deze het relais totdat 20°C bereikt is. Nadat de thermostaat is
uitgeschakeld wordt deze weer actief zodra de temperatuur onder 19,6°C komt (wat
overeenkomt met 20°C - 0,4°C). In de koelingsmodus is de werking omgekeerd:
wanneer een setpoint van 20°C is ingesteld, koelt de thermostaat af tot 20°C
wordt bereikt. Nadat de thermostaat is uitgeschakeld gaat deze weer aan zodra de
temperatuur boven 20,4°C komt.
ADRES
Voer het betreffende adres in om het temperatuurregelingssysteem in de
geselecteerde modus te activeren
UITGANG
Voer de betreffende uitgang in om het verwarmings- of koelsysteem in de
geselecteerde modus te activeren
"Ingangen"

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave