Hoge temperaturen versnellen de veroudering van alle componenten, waardoor meer of minder ernstige storingen
−
ontstaan.
Bovendien is het wenselijk dat degene die installatie uitvoert zorgt voor een waterdichte afsluiting van de kabeldoorgangen.
−
Span de kabeldoorgangen voor ingang van de voedingskabel van het paneel en eventuele externe bedieningselementen,
−
die door de installateur worden aangesloten zo, dat het losraken van de kabels uit de kabeldoorgangen zelf wordt
voorkomen.
2.1
Elektrische aansluitingen
Verzeker u ervan dat de hoofdschakelaar van het energieverdeelpaneel op de stand OFF (0) staat, en dat niemand de werking onverwacht kan
hervatten, voordat de voedingskabels worden aangesloten op de klemmen:
Neem nauwgezet alle voorschriften in acht die van kracht zijn voor wat betreft de veiligheid en ongevallenpreventie.
Verzeker u ervan dat alle klemmen helemaal zijn aangehaald, en let hierbij goed op de aardschroef.
Breng de verbindingen van de kabels in het klemmenbord tot stand volgens de schakelschema's.
−
Controleer of alle verbindingskabels in optimale conditie zijn en of de mantel intact is. De doorsnede van de kabel, zowel
−
voor L als voor N, moet minstens 2,5 mm
Gevraagd wordt om de installatie correct en veilig te aarden, zoals wordt vereist door de geldende normen op dit
−
gebied.
Controleer of de aardlekschakelaar die de installatie beveiligt goed gedimensioneerd is.
−
Het paneel moet worden geïnstalleerd op een lijn die beschermd is met een magnetothermische schakelaar van 32 A.
−
2.1.1 Instrumentele controles door de installateur
Continuïteit in de veiligheidsaders en de belangrijkste en secundaire equipotentiaalcircuits.
−
Isolatieweerstand van het elektrische systeem tussen de actieve circuits L1-L2-L3 (onderling kortgesloten) en het
−
equipotentiaalveiligheidscircuit.
Efficiëntietest van de differentieelbeveiliging.
−
Spanningstest tussen de actieve circuits L1-L2-L3 (onderling kortgesloten) en het equipotentiaalveiligheidscircuit.
−
Werkingstest.
−
NEDERLANDS
L1 - L2 - L3 -
voor driefasige systemen
L - N -
voor eenfasige systemen
en op de scheidingsschakelaar QS1
bedragen aan de ingang en minstens 1,5 mm
2
240
aan de uitgang.
2