7.4
De WebDAV-verzendomgeving configureren
2
In de beheerdersmodus, selecteert u [Network] - [WebDAV Settings] - [WebDAV Client Settings] en
configureert dan de methode voor de certificaatverificatie.
Instellingen
[Certificate Verification
Level Settings]
[Validity Period]
[CN]
[Key Usage]
[Chain]
[Expiration Date
Confirmation]
d
Referentie
In de beheerdersmodus, selecteert u [Security] - [Certificate Verification Settings] en configureert dan of het
certificaat moet worden geverifieerd. Het certificaat wordt standaard geverifieerd. Raadpleeg pagina 13-11
voor meer informatie.
d-Color MF752/652
Beschrijving
Om het certificaat te verifiëren, selecteert u items die moeten worden ge-
verifieerd.
Als u voor elk item [Confirm] selecteert, wordt het certificaat voor elk item
geverifieerd.
Bevestig of het certificaat nog geldig is.
[Confirm] wordt standaard opgegeven.
Bevestig of de CN (Common Name) van het certificaat overeenkomt met
het serveradres.
[Do Not Confirm] wordt standaard opgegeven.
Bevestig of het certificaat wordt gebruikt volgens het beoogde doel dat
door de uitgever van het certificaat is goedgekeurd.
[Do Not Confirm] wordt standaard opgegeven.
Bevestig of er een probleem is in de certificaatketen (certificaatpad).
De keten wordt gevalideerd door te verwijzen naar de externe certificaten
die op deze machine worden beheerd.
[Do Not Confirm] wordt standaard opgegeven.
Bevestig of het certificaat is verlopen.
Bevestig voor het vervallen van het certificaat in de volgende volgorde.
•
OCSP-service (Online Certificate Status Protocol)
•
CRL (Certificate Revocation List)
[Do Not Confirm] wordt standaard opgegeven.
7
7-27