Instellingen
[PServer]
[Nprinter/Rprinter]
[Status]
[Gebruikersauth. instelling (NDS)]
Om weer te geven: [Toepassing] - [Beheerderinstelling] - [Netwerkinstelling] - [NetWare instelling] -
[Gebruikersauth. instelling (NDS)]
Selecteer of u de NDS-authenticatie (Novell Directory Service) wilt gebruiken.
[AAN] wordt standaard opgegeven.
[http-serverinstellingen]
Om weer te geven: [Toepassing] - [Beheerderinstelling] - [Netwerkinstelling] - [http-serverinstellingen]
Selecteer of u het gebruik van Web Connection wilt beperken en configureer uw omgeving voor IPP-afdruk.
Instellingen
[AAN]/[UIT]
[Web Connection instelling]
[IPP instelling]
[IPP-opdr. accepteren]
[Informatie onderst.
bewerking]
d-Color MF752/652
Beschrijving
Druk op [PServer] om de instellingen te configureren om deze machine te
gebruiken als PServer.
•
[Printservernaam]: Voer de naam voor de printserver in (tot 63 tekens).
•
[Printserver wachtwoord]: voer, indien nodig, een wachtwoord in voor
de afdrukserver (met maximaal 63 tekens).
•
[Polling interval]: geef een interval op voor de opdrachtaanvraag.
[1] wordt standaard opgegeven.
•
[NDS/bindery inst.]: selecteer [NDS] of [NDS & Bindery]. [NDS] wordt
standaard opgegeven.
•
[File servernaam]: voer de naam in van de prioritaire bestandsserver die
moet worden gebruikt in de Bindery-emulatiemodus (met maximaal
47 tekens).
•
[NDS context naam]: voer de contextnaam in van de NDS die moet
worden aangesloten via de afdrukserver (met maximaal 191 tekens).
•
[NDS tree naam]: voer de treenaam in van de NDS die moet worden
aangesloten via de afdrukserver (met maximaal 63 tekens).
Druk op [Nprinter/Rprinter] om instellingen te configureren voor het gebruik
van deze machine als Nprinter of Rprinter.
•
[Printservernaam]: Voer de naam voor de printserver in (tot 63 tekens).
•
[Printernummer]: voer het printernummer in.
Hiermee kunt u de servernaam, wachtrijnaam of wachtrijstatus
controleren.
Beschrijving
Selecteer of deze machine moet worden gebruikt als een HTTP-server.
[AAN] wordt standaard opgegeven.
Selecteer of Web Connection moet worden gebruikt.
[AAN] wordt standaard opgegeven.
Selecteer of IPP moet worden gebruikt.
[AAN] wordt standaard opgegeven.
Selecteer of IPP-afdrukken moet worden gebruikt.
[AAN] wordt standaard opgegeven.
Selecteer of de volgende IPP-bewerkingen worden toegestaan.
•
[Afdrukopdracht]: hiermee is een afdrukopdracht toegestaan.
•
[Geldige opdracht]: hiermee kunt u een geldige opdracht controleren.
•
[Opdracht opheffen] hiermee kunt u een opdracht annuleren.
•
[Open opdrachtattributen]: hiermee kunt u de opdrachtkenmerken
verkrijgen.
•
[Open opdracht]: hiermee kunt u een lijst met opdrachtkenmerken
verkrijgen.
•
[Open printerattributen]: hiermee kunt u de printerkenmerken
verkrijgen.
[AAN] (Toestaan) wordt standaard opgegeven.
17
17-13