Advertenties
9.5
Afdrukomstandigheden voor het faxrapport opgeven
Instellingen
[Confidential Rx Report]
[Bulletin TX Report]
[Relay TX Result Report]
[Relay Request Report]
[PC-Fax TX Error Report]
[Broadcast Result
Report]
[TX Result Report Check]
[Remark Column Print
Setup]
[Network Fax RX Error
Report]
[MDN Message]
[DSN Message]
[Print E-mail Message
Body]
d-Color MF752/652
Beschrijving
Selecteer of een rapport moet worden afgedrukt met de resultaten van ver-
trouwelijke faxen die zijn ontvangen.
[ON] wordt standaard opgegeven.
Selecteer of een rapport moet worden afgedrukt dat de records van faxen
bevat die zijn geregistreerd met het bulletin, ontvangen via opvragen.
[ON] wordt standaard opgegeven.
Selecteer of een rapport moet worden afgedrukt met de resultaten van faxen
die zijn verzonden via relaisdistributie.
[ON] wordt standaard opgegeven.
Selecteer of het rapport moet worden afgedrukt wanneer de machine een fax
(Relay RX) heeft ontvangen als een doorsturend station.
[ON] wordt standaard opgegeven.
Selecteer of een rapport moet worden afgedrukt als PC-Fax TX met het fax-
stuurprogramma is mislukt.
[OFF] wordt standaard opgegeven.
Selecteer of u de resultaten van uitzending op alle betrokken bestemmingen
wilt combineren of dat u voor elke bestemming een lijst wilt maken.
[All Destinations] wordt standaard opgegeven.
Selecteer of een scherm moet worden weergegeven wanneer u wordt ge-
vraagd of u telkens een TX-resultatenrapport wilt afdrukken wanneer een fax
wordt verzonden.
[Not Specify] wordt standaard opgegeven.
Selecteer of de gebruikers- of accountnaam moet worden opgegeven in de
kolom met opmerkingen van het activiteitenrapport als de gebruikersauthen-
ticatie of gebruikersregistratie is ingeschakeld voor deze machine.
•
[Normal Printing]: de lijnstatus of de verzendingsinstelling wordt
afgedrukt.
•
[User Name Printing]: de gebruikersnaam voor de gebruikersauthentica-
tie wordt afgedrukt.
•
[Account Name Printing]: de accountnaam voor de gebruikersauthentica-
tie wordt afgedrukt.
[Normal Printing] wordt standaard opgegeven.
Selecteer of een rapport moet worden afgedrukt als de machine een Inter-
netfax of IP-adresfax niet heeft ontvangen.
[ON] wordt standaard opgegeven.
Selecteer of een rapport moet worden afgedrukt met een melding dat een In-
ternetfax is verzonden naar de ontvangende machine.
[ON] wordt standaard opgegeven.
Selecteer of een rapport moet worden afgedrukt met een melding dat een In-
ternetfax is verzonden naar de e-mailserver van de ontvangende machine.
[OFF] wordt standaard opgegeven.
Selecteer of een rapport moet worden afgedrukt met een melding dat een in-
ternetfax is ontvangen na de ontvangst ervan. Het rapport heeft het onder-
werp en de inhoud van het bericht van een internetfax.
[Print] wordt standaard opgegeven.
9
9-23
Advertenties
