13
Instellingen
[EAP-TTLS]
[Server ID]
[Client Certificates]
[Encryption Strength]
[Certificate Verificati-
on Level Setting]
[Network Stop Time]
Tips
-
In de beheerdersmodus, selecteert u [Network] - [IEEE802.1X Authentication Setting] -
[IEEE802.1X Authentication Trial] om de huidige authenticatiestatus te bevestigen. Het
authenticatieproces kan worden geactiveerd voor de authenticatieserver.
13-24
Beschrijving
Configureer de EAP-TTLS-instellingen als [EAP-Type] is ingesteld op
[EAP-TTLS] of [Depend on Server].
•
[anonymous]: voer de anonieme naam in die moet worden gebruikt
voor EAP-TTLS-authenticatie (met maximaal 128 tekens).
•
[Inner Authentication Protocol]: selecteer een intern authenticatieproto-
col voor EAP-TTLS.
Om CN van het certificaat te controleren, voer u de server-ID in (met
maximaal 64 tekens).
Selecteer of de authenticatie-informatie, indien nodig, moet worden geco-
deerd met een certificaat voor deze machine.
Deze instelling kan worden geconfigureerd als aan de volgende voorwaar-
den is voldaan:
•
Het certificaat is geregistreerd op deze machine
•
[EAP-TLS], [EAP-TTLS], [PEAP] of [Depend on Server] is geselecteerd
onder [EAP-Type].
Als [EAP-TLS], [EAP-TTLS], [PEAP] of [Depend on Server] is geselecteerd
onder [EAP-Type], selecteert u, indien nodig, een coderingssterkte voor
het coderen via TLS.
•
[Low]: er worden sleutels van elke lengte gebruikt voor de
communicatie.
•
[Mid]: er worden sleutels die langer zijn dan 56 bits gebruikt voor de
communicatie.
•
[High]: er worden sleutels die langer zijn dan 128 bits gebruikt voor de
communicatie.
Om het certificaat te verifiëren, selecteert u items die moeten worden ge-
verifieerd.
Als u voor elk item [Confirm] selecteert, wordt het certificaat voor elk item
geverifieerd.
•
[Validity Period]: controleer of het certificaat binnen de geldigheidspe-
riode valt.
[Confirm] wordt standaard opgegeven.
•
[CN]: controleer of de CN (Common Name) van het certificaat overeen-
komt met het serveradres.
[Do Not Confirm] wordt standaard opgegeven.
•
[Chain]: controleer of er een probleem is in de certificaatketen (certifi-
caatpad). De keten wordt gevalideerd door te verwijzen naar de externe
certificaten die op deze machine worden beheerd.
[Do Not Confirm] wordt standaard opgegeven.
Geef, indien nodig, de vertragingstijd op tussen de start van een authenti-
catieproces en het einde van de netwerkcommunicatie.
Als een authenticatieproces niet is gelukt binnen de opgegeven tijd, wordt
elke netwerkcommunicatie gestopt.
Om de tijd voor de vertraging op te geven, schakelt u het selectievakje
[Network Stop Time] in en voert u de vertraging (sec.) in het vak [Stop Time]
in.
Om het authenticatieproces opnieuw te starten nadat de netwerkcommu-
nicatie is gestopt, start u deze machine opnieuw op.
IEEE802.1x-authenticatie gebruiken
13.7
d-Color MF752/652