7
3
Stel de instellingen voor POP over SSL en APOP in naargelang van uw omgeving. In de
beheerdersmodus, selecteert u [Network] - [E-mail Setting] - [E-mail RX (POP)] en configureert dan de
volgende instellingen.
Instellingen
[APOP Authentication]
[Use SSL/TLS]
[Port No. (SSL)]
[Certificate Verification
Level Setting]
[Validity Period]
[CN]
[Key Usage]
[Chain]
[Expiration Date
Confirmation]
7-12
De omgeving Scan to E-mail configureren
Beschrijving
Als u APOP gebruikt op uw e-mailserver (POP), selecteert u [ON].
[OFF] wordt standaard opgegeven.
Schakel dit selectievakje in als u SSL gebruikt om de communicatie met de
e-mailserver (POP) te coderen.
[OFF] (niet geselecteerd) wordt standaard opgegeven.
Wijzig, indien nodig, het nummer van de SSL-communicatiepoort.
Normaal kunt u het originele poortnummer gebruiken.
[995] wordt standaard opgegeven.
Om het certificaat te verifiëren, selecteert u items die moeten worden ge-
verifieerd.
Als u voor elk item [Confirm] selecteert, wordt het certificaat voor elk item
geverifieerd.
Bevestig of het certificaat nog geldig is.
[Confirm] wordt standaard opgegeven.
Bevestig of de CN (Common Name) van het certificaat overeenkomt met
het serveradres.
[Do Not Confirm] wordt standaard opgegeven.
Bevestig of het certificaat wordt gebruikt volgens het beoogde doel dat
door de uitgever van het certificaat is goedgekeurd.
[Do Not Confirm] wordt standaard opgegeven.
Bevestig of er een probleem is in de certificaatketen (certificaatpad).
De keten wordt gevalideerd door te verwijzen naar de externe certificaten
die op deze machine worden beheerd.
[Do Not Confirm] wordt standaard opgegeven.
Bevestig of het certificaat is verlopen.
Bevestig voor het vervallen van het certificaat in de volgende volgorde.
•
OCSP-service (Online Certificate Status Protocol)
•
CRL (Certificate Revocation List)
[Do Not Confirm] wordt standaard opgegeven.
7.1
d-Color MF752/652