Advertenties
12
Instellingen
[General Settings]
[Search Attribute]
[Search Attributes]
2
In de beheerdersmodus, selecteert u [User Auth/Account Track] - [General Settings] en configureert
dan de volgende instellingen.
Instellingen
[User Authentication]
[Overwrite User Info]
[Default Authentication
Method]
12-28
Beschrijving
Selecteer de authenticatiemethode voor het aanmelden bij de
LDAP-server.
Selecteer een passende authenticatiemethode die voor uw LDAP-server
moet worden gebruikt.
[Simple] wordt standaard opgegeven.
Voer het zoekkenmerk in dat moet worden gebruikt voor het zoeken van
een account (met maximaal 64 tekens, inclusief een symboolmarkering -).
Het kenmerk moet beginnen met een alfabetisch teken.
[uid] wordt standaard opgegeven.
Schakel dit selectievakje in de op attributen gebaseerde authenticatie in
wanneer [Simple] is geselecteerd voor [General Settings].
Als dit selectievakje is ingeschakeld, hoeft de gebruiker niet alles van de
DN (Onderscheiden naam) in te voeren als de authenticatie via de LDAP-
server wordt uitgevoerd.
Voer op dit scherm de authenticatie-informatie in die moet worden gebruikt
wanneer u aanmeldt bij de LDAP-server om de gebruikers-ID ([Login Na-
me] en [Password]).
[OFF] (niet geselecteerd) wordt standaard opgegeven.
Beschrijving
Als u de authenticatie uitvoert met een externe authenticatieserver, selec-
teert u [ON (External Server)] of [ON (MFP + External Server)].
Als u de instelling dusdanig wilt configureren dat u zich, rekening houdend
met het optreden van een of ander probleem op de externe authenticatie-
server, toch op deze machine kunt aanmelden met de authenticatiefunctie,
selecteert u [ON (MFP + External Server)].
Als de externe serverauthenticatie wordt gebruikt, worden de geauthenti-
ceerde gebruikersgegevens eveneens op deze machine beheerd. Als het
aantal gebruikers dat de externe serverauthenticatie heeft gebruikt, het
maximale aantal gebruikers bereikt dat deze machine kan beheren, wordt
de authenticatie van nieuwe gebruikers niet toegestaan. Selecteer of u wilt
toestaan dat de gebruiker in dat geval geregistreerde gebruikersgegevens
kan overschrijven.
Als u [Allow] selecteert, worden de oudste geauthenticeerde gebruikersge-
gevens gewist en wordt de nieuwe gebruiker geregistreerd.
[Restrict] wordt standaard opgegeven.
Als u [ON (MFP + External Server)] hebt geselecteerd in [Public User Ac-
cess] selecteert u de authenticatiemethode die u normaal gebruikt.
[ON (External Server)] wordt standaard opgegeven.
De LDAP-authenticatie gebruiken
d-Color MF752/652
12.6
Advertenties
