12.6
De LDAP-authenticatie gebruiken
Basisinstellingen voor de LDAP-authenticatie configureren
Registreer uw authenticatieserver op deze machine. Verander bovendien de authenticatiemethode van deze
machine zodat authenticatie wordt uitgevoerd met de geregistreerde authenticatieserver.
1
In de beheerdersmodus, selecteert u [User Auth/Account Track] - [External Server Settings] - [Edit] en
configureert dan de volgende instellingen.
Instellingen
[External Server Name]
[External Server Type]
[Server Address]
[Port No.]
[Search Base]
[Timeout]
d-Color MF752/652
Beschrijving
Voer de naam van uw LDAP-server in (met maximaal 32 tekens).
Geef een gemakkelijk te begrijpen naam aan de te registreren
LDAP-server.
Selecteer [LDAP].
Voer de naam van uw LDAP-server in.
Gebruik een van de volgende indelingen.
•
Voorbeeld van hostnaam: "host.example.com"
•
Voorbeeld van IP-adres (IPv4): "192.168.1.1"
•
Voorbeeld van IP-adres (IPv6): "fe80::220:6bff:fe10:2f16"
Wijzig, indien nodig, het nummer van de LDAP-serverpoort.
Normaal kunt u het originele poortnummer gebruiken.
[389] wordt standaard opgegeven.
Geef het startpunt op voor het zoeken van een gebruiker (met maximaal
255 tekens).
Het bereik vanaf het ingevoerde beginpunt, inclusief de volgende boom-
structuur, wordt doorzocht.
Voorbeeld van invoer: "cn=gebruikers,dc=voorbeeld,dc=com"
Wijzig waar nodig de time-outtijd om de communicatie met de LDAP-ser-
ver te beperken.
[60] sec. wordt standaard opgegeven.
12
12-27