Advertenties
Instellingen
[Authenticatietype]
[Serverauthenticatie-
methode select.]
[Verwijzing gebruiken]
[Loginnaam]
[Wachtwoord]
[Domeinnaam]
[Authenticatie attribu-
ten zoeken]
[Zoekkenmerk]
[Contr. verbinding]
[Reset alle instel.]
[Standaard LDAP-
serverinst.]
[Instelling standaardweer-
gave zoekresultaat]
d-Color MF752/652
Beschrijving
Selecteer de authenticatiemethode voor het aanmelden bij de
LDAP-server.
Selecteer een passende authenticatiemethode die voor uw LDAP-server
moet worden gebruikt.
•
[Anoniem]
•
[Eenvoudig]
•
[Digest-MD5]
•
[GSS-SPNEGO]
•
[NTLM v1]
•
[NTLM v2]
[Anoniem] wordt standaard opgegeven.
Selecteer de authenticatiemethode voor de LDAP-server.
•
[Ingestelde waarde gebruiken]: gebruik de instellingen van [Aanmel-
dingsnaam], [Wachtwoord] en [Domeinnaam].
•
[Gebr.auth.ID en wachtw. gebr.]: synchroniseert met de gebruikersau-
thenticatie van deze machine. Maakt gebruik van de gebruikersnaam
en het wachtwoord van de geregistreerde gebruiker van deze machine
als [Aanmeldingsnaam] en [Wachtwoord].
•
[Dynamische authenticatie]: Het systeem vraagt u de gebruikersnaam
en het wachtwoord in te voeren bij LDAP zoeken.
[Waarde instellen] wordt standaard opgegeven.
Bepaal of de verwijzingsfunctie moet worden gebruikt zoals vereist.
Maak een geschikte keuze die past bij de LDAP-serveromgeving.
[AAN] wordt standaard opgegeven.
Meld u aan op de LDAP-server en voer de aanmeldingsnaam in om een ge-
bruiker te zoeken (met maximaal 64 tekens).
Voer het wachtwoord in van de gebruikersnaam die u hebt ingevoerd in
[Aanmeldingsnaam] (maximaal 64 tekens).
Voer de domeinnaam in voor het aanmelden op de LDAP-server (tot
64 tekens).
Als [GSS-SPNEGO] is geselecteerd voor [Authenticatietype], voert u de
domeinnaam in voor Active Directory.
Selecteer of de op kenmerken gebaseerde authenticatie moet worden in-
geschakeld wanneer [Authenticatietype] is ingesteld op [Eenvoudig] en
[Serverauthenticatiemethode select.] op [Dynamische authenticatie].
Als deze optie is ingeschakeld, hoeft de gebruiker niet alles van de DN (On-
derscheiden naam) in te voeren als de authenticatie via de LDAP-server
wordt uitgevoerd.
[Geen beperking] wordt standaard opgegeven.
Voer het zoekkenmerk in dat automatisch moet worden toegevoegd voor
de gebruikersnaam (met maximaal 64 tekens).
Het kenmerk moet beginnen met een alfabetisch teken.
[uid] wordt standaard opgegeven.
Selecteer deze optie om een verbinding te maken met de LDAP-server met
de ingevoerde informatie en om te controleren of de geregistreerde infor-
matie correct is.
Deze optie wordt weergegeven wanneer [AAN] is geselecteerd in [Active-
ring LDAP].
Druk op deze toets om alle ingevoerde inhoud opnieuw in te stellen.
Selecteer de standaard LDAP-server voor het zoeken van een
bestemming.
Wanneer meerdere LDAP-servers worden geregistreerd, stelt u de vaak
gebruikte LDAP-server in als standaard.
Selecteer het standaard bestemmingstype dat moet worden weergegeven
als het zoekresultaat van de bestemming.
[E-mail] wordt standaard opgegeven.
17
17-19
Advertenties
