12.19.2
Authenticeren in de LDAP-server met de authenticatiekaart (LDAP-IC-kaartauthenticatie).......... 12-68
Overzicht ........................................................................................................................................ 12-68
Basisinstellingen voor de LDAP-IC-kaartauthenticatie configureren............................................. 12-69
Werken met SSL-communicatie .................................................................................................... 12-71
12.19.3
De authenticatiekaart-ID opnemen in de tellerinformatie van deze machine ................................ 12-72
13
De beveiliging versterken
13.1
Een certificaat maken voor deze machine om te communiceren via SSL .............................. 13-3
Overzicht .......................................................................................................................................... 13-3
Het certificaat gebruiken dat bij de levering is gecertificeerd.......................................................... 13-4
Zelf een certificaat maken................................................................................................................ 13-5
De certificeringsinstantie aanvragen voor het verstrekken van een certificaat................................ 13-6
13.2
De certificaten voor deze machine beheren .............................................................................. 13-8
13.2.1
Verschillende certificaten gebruiken, afhankelijk van de toepassing............................................... 13-8
13.2.2
Een certificaat exporteren................................................................................................................ 13-9
13.2.3
Een certificaat importeren.............................................................................................................. 13-10
13.2.4
Een certificaat verwijderen............................................................................................................. 13-10
13.3
De instellingen voor de certificaatverificatie configureren..................................................... 13-11
13.3.1
Een certificaat voor peer controleren............................................................................................. 13-11
13.3.2
Externe certificaten die worden gebruikt voor het valideren van de ketting,
worden geïmporteerd
Types externe certificaten die kunnen worden geïmporteerd ....................................................... 13-12
Hoe importeren .............................................................................................................................. 13-13
13.4
Gebruikerscertificaten automatisch registreren op deze machine ....................................... 13-14
13.5
De toegang tot deze machine beheren via het IP-adres......................................................... 13-16
13.6
IPsec-communicatie gebruiken................................................................................................. 13-17
13.7
IEEE802.1x-authenticatie gebruiken ......................................................................................... 13-23
13.8
Gegevens verzenden naar de geauthenticeerde gedeelde map
(Scan to Authorized Folder) ....................................................................................................... 13-25
Scan to Authorized Folder ............................................................................................................. 13-25
De directe invoer van adressen beperken ..................................................................................... 13-26
13.9
Het gebruik van de gebruiker van registratie/wijziging uitschakelen.................................... 13-27
13.10
Werken met de kopieerbeveiligingsfunctie .............................................................................. 13-28
13.11
Het bewerkingslogboek van het bedieningspaneel opslaan .................................................. 13-29
14
De machinestatus beheren
14.1
Het machinevermogen beheren voor energiebesparing........................................................... 14-3
14.1.1
De voedingstoets/energiebesparingsfunctie instellen ..................................................................... 14-3
14.1.2
Naar de spaarstandmodus schakelen op een opgegeven tijdstip (weektimer) ............................... 14-5
14.2
De zomertijdinstellingen configureren........................................................................................ 14-7
14.3
De omgeving van het bedieningspaneel aanpassen ................................................................. 14-8
14.3.1
Een functie wijzigen die moet worden toegewezen aan een toets Register.................................... 14-8
14.3.2
Functies selecteren die in het hoofdmenu moeten worden geschikt .............................................. 14-9
14.3.3
Het thema van het hoofdmenu wijzigen ........................................................................................ 14-11
14.3.4
Functietoetsen selecteren die op het hoofdscherm moeten worden weergegeven
(een weergavepatroon gebruiken)
14.3.5
Functietoetsen selecteren die op het hoofdscherm moeten worden weergegeven
(individuele specificatie)
Overzicht ........................................................................................................................................ 14-13
Laat de wijziging van functietoetsen toe in elke modus ................................................................ 14-14
De functietoetsen wijzigen in de kopieermodus ............................................................................ 14-15
Functietoetsen wijzigen in de fax/scanmodus............................................................................... 14-17
14.3.6
Hiermee kunt u de weergavetaal op het tiptoetsscherm wijzigen ................................................. 14-19
14.4
De machinestatus melden via e-mail ........................................................................................ 14-20
Overzicht ........................................................................................................................................ 14-20
De instellingen voor het melden van de machinestatus configureren ........................................... 14-20
Inhoud-6
13-12
14-12
14-13
d-Color MF752/652