Instellingen
[SSL/TLS-instellingen]
[Poortnr.]
[Poortnummer (SSL)]
[Inst. verif. niveau
certificaat]
[Detailinstelling]
[SMTP authenticatie]
[POP vóór SMTP
auth.]
[POP voor SMTP tijd]
d-Color MF752/652
Beschrijving
Selecteer de methode om de communicatie met de e-mailserver (SMTP) te
coderen.
Selecteer [SMTP over SSL] of [TLS starten] naargelang van uw omgeving.
[UIT] wordt standaard opgegeven.
Verander waar nodig het poortnummer van de e-mailserver (SMTP).
Normaal kunt u het originele poortnummer gebruiken.
[25] wordt standaard opgegeven.
Wijzig, indien nodig, het nummer van de SSL-communicatiepoort.
Normaal kunt u het originele poortnummer gebruiken.
Deze optie is beschikbaar wanneer [SMTP over SSL] is geselecteerd voor
[SSL/TLS-instellingen].
[465] wordt standaard opgegeven.
Om het certificaat te valideren tijdens de SSL-communicatie, selecteert u
de items die moeten worden gecontroleerd.
•
[Vervaldatum]: controleer of het certificaat binnen de geldigheidsperio-
de valt. [Bevestigen] wordt standaard opgegeven.
•
[Sleutelgebruik]: bevestig of het certificaat wordt gebruikt volgens het
beoogde doel dat door de uitgever van het certificaat is goedgekeurd.
[Niet bevestigen] wordt standaard opgegeven.
•
[Keten]: controleer of er een probleem is in de certificaatketen (certifi-
caatpad). De keten wordt gevalideerd door te verwijzen naar de externe
certificaten die op deze machine worden beheerd. [Niet bevestigen]
wordt standaard opgegeven.
•
[Bevestiging vervaldatum]: controleer of het certificaat is vervallen.
[Niet bevestigen] wordt standaard opgegeven.
•
[CN]: controleer of de CN (Common Name) van het certificaat overeen-
komt met het serveradres. [Niet bevestigen] wordt standaard
opgegeven.
Configureer de SMTP authenticatie of POP vóór SMTP-authenticatie vol-
gens uw omgeving.
Selecteer of de SMTP-authenticatie moet worden gebruikt. Als [AAN] is ge-
selecteerd, configureert u de volgende instellingen. [UIT] wordt standaard
opgegeven.
•
[Gebr.-ID]: geef de gebruikers-ID op voor de SMTP-authenticatie (met
maximaal 64 tekens).
•
[Wachtwoord]: voer het wachtwoord in van de gebruikersnaam die u
hebt ingevoerd in [Gebruikers-ID] (met maximaal 64 tekens).
•
[Domeinnaam]: geef de domeinnaam (realm) op voor de SMTP-authen-
ticatie (met maximaal 253 tekens). Deze optie is vereist als de SMTP-
authenticatiemethode Digest-MD5 is.
Voer de domeinnaam in als er twee of meer domeinen (realms) bestaan.
Als er slechts één domein (realm) bestaat, hoeft u niets in te voeren. De
domeinnaam krijgt vanuit de e-mailserver (SMTP) een melding bij de
initiële communicatie en de communicatie wordt automatisch uitge-
voerd met die domeinnaam.
•
[Authenticatie instelling]: selecteer of de SMTP authenticatie moet wor-
den gesynchroniseerd met de gebruikersauthenticatie van deze machi-
ne. Deze optie is nodig als de gebruikersauthenticatie op deze machine
is geïnstalleerd.
[ingest. waarde gebr.]: maakt gebruik van waarden die zijn ingevoerd in
[Gebr.-ID] en [Wachtwoord].
[ID&wachtw.gebr.auth.]: maakt gebruik van de gebruikersnaam en het
wachtwoord van de geregistreerde gebruiker van deze machine als
[Gebr.-ID] en [Wachtwoord] voor de SMTP-authenticatie.
[Ingest. waarde gebr.] wordt standaard opgegeven.
Selecteer of POP voor SMTP moet worden gebruikt.
Configureer de instelling als uw omgeving de POP voor SMTP-authentica-
tie vereist om e-mail te kunnen verzenden.
[UIT] wordt standaard opgegeven.
Wijzig waar nodig de wachttijd tot de e-mailverzending start nadat de
POP-authenticatie geslaagd is.
[5 sec.] wordt standaard opgegeven.
17
17-21