Wanneer een remweerstand toepassen:
Tijdens de deceleratie van een draaistroommotor en zijn last, wordt een gedeelte van de opgeslagen kinetische energie
door de motor omgezet naar elektrische energie en teruggevoerd naar de regelaar. Indien een grote massatraagheid in
korte tijd decelereerd, is de geleverde energie te veel om door de tussenkringcondensatoren geabsorbeerd te worden.
Hierbij zal het voltage in de tussenkring toenemen en dit kan resulteren in een OU trip. Deze regeneratieve energie kan
gedissipeerd worden in remweerstanden die aangestuurd worden door een remcircuit. Dit circuit meet de tussenkring-
spanning om vast te stellen wanneer de remweerstanden in werking moeten treden.
L1
L1
N
L2
L3
Bepaling van het vermogen van de remweerstand:
Het vermogen van de remweerstand wordt berekend aan de hand van de energie die geabsorbeerd moet worden, de
verhouding waarin de energie teruggeleverd wordt en de tijd tussen de remacties.
Kinetische energie van de motor en de aangedreven machine is:
Q = 0,5 * J * ω ²
Bij een roterend object.
Q = 0,5 * m * V ²
Bij een lineair bewegend object.
Q = energie in Joules
ω = radialen per seconde (2.π.n)
n = motorsnelheid in rpm
V = snelheid in m/sec
J = totale massatraagheid (kgm ²) van de motor en aangedreven machine. Indien tussen de motor en de machine een
reductiekast is toegepast, is J de waarde gemeten aan de motoras.
m = massa van het object in kg.
Uit bovenstaande blijkt dat de energie proportioneel is met het kwadraat van de (hoek)snelheid en dat de meeste
energie zich concentreert bij hogere snelheden.
Aangezien er heel veel variabelen zijn die het vermogen van de remweerstand bepalen, is het nagenoeg onmogelijk
hiervoor een eenheidsberekening af te geven. Neem indien noodzakelijk contact op met uw leverancier.
Constructie van de remweerstand:
Weerstanden die bedoeld zijn voor remdoeleinden dienen een thermische schokbelasting aan te kunnen. Speciaal
daarvoor ontworpen weerstanden worden aanbevolen. Indien een weerstand overbelast wordt, kan door de hitte van de
weerstand een brandgevaarlijke situatie ontstaan, het is daarom ook ten zeerste te adviseren een remweerstand uit te
rusten met een temperatuurschakelaar die bij het aanspreken bij voorkeur de voedende magneetschakelaar van de
Unidrive-SP afschakelt.
Waarde van de remweerstand:
De weerstandswaarde in Ohms is bepalend voor het remkoppel dat de motor kan bewerkstelligen. Deze waarde is voor
elk type Unidrive-SP verschillend. Raadpleeg voor de juiste weerstandswaarde de specificatie van de afzonderlijke
Unidrive SP bouwgrootten voorin deze handleiding. De optimale weerstandswaarde is de waarde waarbij respectievelijk
150 en 110% remkoppel behaald kan worden door de motor. De minimale weerstandswaarde wordt bepaald door de
remtransistor in de Unidrive-SP, een te kleine weerstandswaarde zal resulteren in een OI.br trip. Het heeft de voorkeur
te streven naar de optimale weerstandswaarde om koppelfluctuaties tijdens het remmen te voorkomen.
Programmering van de Unidrive-SP:
Bij toepassing van een remweerstand moet bij alle bouwgroottes parameter #2.04 op FASt geprogrammeerd worden.
Bij de interne remweerstanden van bouwgrootte 0 t/m 2 moet de overbelasting detectie in #10.30 en 10.31 geprogram-
meerd worden volgens de tabel op de volgende pagina. Bij bouwgrootte 0 t/m 2 is dit fabrieksinstelling, bij de overige
bouwgroottes zijn deze parametrs op 0 geprogrammeerd.
Indien de temperatuur van de toegepaste remweerstand wordt bewaakt door een overtemperatuurschakelaar kunnen
#10.30 en #10.31 op nul geprogrammeerd worden.
SP Closed Loop Handleiding, versie 2.2
Unidrive SP
Remweerstand
Optionele externe
remweerstand
+
Interne
remtransistor
DC tussenkring
Pagina 44 van 208
U
M
V
W