Waarschuwing !
Ook voor het toepassen van de hier verder beschreven remlogica geldt dat de Undrive SP een component is voor professio-
neel gebruik in een industriële installatie of systeem. De systeemontwerper is verantwoordelijk zeker te stellen dat de totale
installatie veilig is en ontworpen is volgens de relevante veiligheidsstandaarden. Voor de volledigheid verwijzen wij hierbij
naar de tekst in de Engelstalige Unidrive SP User Guide, hoofdstuk 1, paragraaf 3.
Wanneer remlogica.
De remlogica is specifiek voor toepassingen waarbij zeker gesteld moet worden dat er al motorkoppel aanwezig is voordat
de rem gelicht wordt, zoals bij de bewegingen van een kraan. Tevens is de responstijd van de mechanische rem in het
bewegingsprofiel van de remmacro verwerkt. Bij eenvoudige toepassing waarbij geen gevaar voor schade of letsel
aanwezig is kan de rem mogelijk direct aangestuurd worden met parameter #10.02 (Unidrive SP in bedrijf).
Runcommando's.
Uit veiligheidsoverwegingen is het aan te raden met richting commando's te werken om van draairichting om te keren in
plaats van een bipolaire wenswaarde toe te passen. Traject-eindschakelaars kunnen dan verwerkt worden in het
betreffende richtingscommando.
Globale werking.
Bij een runsignaal zal eerst de magnetiseringsstroom (flux) in de motor opgebouwd worden waarbij 90% flux aanwezig moet
zijn. Na deze detectie zal de motorstroom op aanwezigheid gedetecteerd blijven met de drempelwaarde van #12.43. Bij een
te lage motorstroom zal de rem direct afvallen. Indien de motor ver boven nominaal toerental bedreven wordt, zal de flux in
de motor sterk reduceren, wees u bewust dat de motorstroom dan onder het niveau van #12.43 kan komen.
Indien de wens bestaat om koppel tegen de rem op te bouwen voordat de rem gelicht wordt, kan er een kleine snelheid
wenswaarde geselecteerd worden via menu 13. Deze kleine wenswaarde zal de snelheidsregelaar doen uitsturen waardoor
er motorkoppel zal worden opgebouwd. Om deze functionaliteit vrij te geven moeten de volgende parameters geprogram-
meerd worden. #12.49 = 1, #13.18 = 1, #13.17 = 5rpm. (zie tevens de beschrijving onderaan deze pagina)
Na het lichten van de rem zal de integrator gedurende de tijd van #12.47 nog op nul gehouden worden om de rem
mechanisch de tijd te geven om te lichten. Na het aflopen van deze tijd zal de motor accelereren naar de opgedragen
toerental wenswaarde.
Bij het afschakelen van de runcommando's zal de motor naar stilstand decelereren waarbij in #12.45 het N=0 niveau is
vastgelegd. Na het bereiken van N=0 zal gedurende de tijd in #12.46 de rem gelicht blijven en de motor koppel behouden.
In deze fase zal bij een runcommando de motor direct accelereren wat voornamelijk bij joystick bediening zeer gewenst is.
Na het aflopen van timer #12.46 zal het remcommando #12.40 afvallen. Gedurende de tijd in #12.48 zal de motor nog
koppel behouden totdat de rem mechanisch is afgevallen om zeker te stellen dat de rem in deze fase niet doorslipt.
Vrijgave remlogica.
De op de volgende pagina weergegeven remmacro wordt vrijgegeven d.m.v. #12.41.Met deze parameter moet tevens de
keuze gemaakt worden op welke wijze het remcommando (#12.40) op de controleklemmen zal worden aangeboden.
Onderstaande programmering zal automatisch worden uitgevoerd na het bedienen van de M + resettoets.
#12.41 = dIS
Remmacro is uitgeschakeld.
#12.41 = rEL
Remcommando via het bedrijfsgereedrelais op klem 41-42.
Bedrijfsgereed functie wordt omgeleidt naar digitale uitgang op klem 25.
#12.41 = dIO
Remcommando via digitale uitgang klem 25.
#12.41 = USEr
Remcommando #12.40 zal door de gebruiker zelf naar de klemmenstrook geleidt moeten worden.
Koppel opbouwen tegen de rem, #12.49
Bij een start kan er d.m.v. #12.49 eerst met een kleine toerental wenswaarde koppel opgebouwd worden tegen de rem.
#12.49 = 0
De remmacro zal geen toerental wenswaarde selecteren en er zal geen koppel opgebouwd worden tegen de rem.
Uitsluitend de aanwezigheid van de magnetiseringsstroom zal gecontroleerd worden.
12.49 = 1.
#
Bij een startsignaal zal in menu 13 de incrementeersnelheid geselecteerd worden. Nadat de rem daadwerkelijk is gelicht zal
de actuele toerental wenswaarde vrijgegeven worden en de motor doen accelereren. Bij een horizontale beweging zal over
het algemeen koppel tegen de rem opgebouwd worden in de geselecteerde richting van de motor, run achteruit zal dan via
menu 9 of 12 de incrementeersnelheid d.m.v. #13.19 moeten inverteren. Een hijsbeweging zal over het algemeen altijd
koppel tegen de rem opbouwen in de hijsrichting waarbij de incrementeersnelheid altijd positief moet zijn en dus niet
geïnverteerd hoeft te worden. Hijsen moet dan wel overeenkomen met run-vooruit. De jog-vooruit functie op klem 29 is in
deze situatie normaal te gebruiken en zal door de remmacro net zoals bij een run functie worden afgehandeld. #13.18 zal
permanent op 1 (on) geprogrammeerd moeten worden. De incrementeersnelheid in #13.17 staat fabrieksmatig op 0rpm en
zal proefondervindelijk met een laag toerental van bv. 5 á 10rpm geladen moeten worden.
SP Closed Loop Handleiding, versie 2.2
SP menu 12
Remlogica
Pagina 133 van 208