Instellen en optimaliseren van de toerentalregelaar
Er zijn twee sets PID gains die geselecteerd kunnen worden met #3.16.
#3.16 = 0:
P gain = #3.10
I gain = #3.11
D gain = #3.12
Filter = #4.12
#3.10 P-versterking (proportioneel)
Indien de P- versterking op een waarde en de I-versterking is op nul gezet is, dan heeft de toerentalregelaar alleen een P-
versterking en moet er een toerentalafwijking aanwezig zijn om een koppelwenswaarde in #3.04 te kunnen genereren.
Daardoor zal er een belastingafhankelijke afwijking zijn tussen toerental wenswaarde en toerental meetwaarde. Deze
afwijking is afhankelijk van de instelling van de P-versterking en bij toenemende P-versterking zal de toerental afwijking
afnemen. Een te hoog ingestelde P-versterking zal resulteren in stroom en toerental instabiliteit.
#3.11 I-versterking (integraal)
De I-versterking heeft als functie om de ontstane toerentalafwijking te compenseren. De toerentalregelaar accumuleert over
een bepaalde tijd en resulteert in een toenemende koppelwenswaarde met als doel de toerenafwijking naar nul te brengen.
Verhogen van de I-versterking reduceert de accumulatietijd en de toerentalafwijking zal sneller op nul gebracht zijn, het
systeem heeft dan een grote stijfheid en reduceert het na-ijlende effect van het motortoerental bij een plotselinge belasting
toename. Een te hoge I-versterking zal resulteren in een overshoot in toerental na een plotseling belastingtoename.
#3.12 D-versterking (differentiaal)
De D-versterking heeft een tegenovergesteld voorteken als de P en I-versterking en heeft als doel te anticiperen op de
steilheid van toerentalwijziging en daarmee een overshoot in toerental te voorkomen. De D-versterking wordt specifiek
toegepast bij systemen met een grote massatraagheid, bij de meerderheid van de toepassingen zal er geen noodzaak zijn
om een D-versterking toe te passen.
Inregelen toerentalregelaar.
Bij het inregelen van de toerentalregelaar is het te adviseren om het motortoerental te observeren met behulp van een
oscilloscoop of via een PC en daarbij gebruikmakend van het programma CTScope wat is te vinden op de meegeleverde
CD-rom. Volgens fabrieksprogrammering wordt #3.02, de toerental meetwaarde, als 10 Volt signaal aangeboden op klem 9
en kan dus gebruikt worden als meetsignaal voor een oscilloscoop. Vervolgens moet er een signaalsprong gegeven worden
in de toerental wenswaarde. De grootte van deze signaalsprong moet dusdanig gekozen worden dat de toerenregelaar niet
in de verzadiging gaat. Voor het geven van de signaalsprong kan de harde wenswaarde gebruikt worden in #3.22. Vrijgave
van de harde wenswaarde in #3.22 geschiedt met bitparameter #3.23 die vanaf het toetsenbord bedient kan worden. Draai
bij voorkeur op een toerental tussen de 50-80%.
Signaalsprong in #3.22
Te lage P-versterking
Te hoge P-versterking
Te hoge I-versterking.
Ideale respons
SP Closed Loop Handleiding, versie 2.2
SP Menu 3
Toerentalregelaar
#3.16 = 1: Pgain = #3.13
I gain = #3.14
D gain = #3.15
Filter = #4.23
Bepaal de juiste instelling voor de P en I-versterking op de
volgende wijze.
- Programmeer de I-versterking #3.11 op nul.
- Geef de signaalsprong vrij door #3.23 te bedienen op het
toetsenbord en observeer het toerental op de oscilloscoop.
- Verhoog de #3.10 tot aan de stabiliteitsgrens.
- Zoek vervolgens een juiste instelling voor #3.11 waarbij de
ideale respons wordt behaald.
Pagina 100 van 208