Opbouw en werking
4.9.7.3.2 Impulsen per aftakasomwenteling invoeren
1. Roep met het functiekader
"Impulsen per aftakasomwenteling
invoeren" op.
2. Voer het aantal impulsen per
aftakasomwenteling in, bijv. 3 impulsen.
3. Bedien het functiekader
4.9.7.3.3 Vereiste aftakastoerentallen voor verschillende tractoren opslaan
1. Roep in het functiekader
"Tractor kiezen" op.
2. Positioneer de keuzepijl (Fig. 56/1) met
behulp van de toetsen
voor de gewenste tractor.
3. Roep met functiekader
"Vereist aftakastoerental invoeren" op.
4. Geef het vereiste aftakastoerental voor de
gekozen tractor aan, bijv. 540 t/min.
Als u voor het vereiste aftakastoerental het
getal "0" invoert, dan is de
toerentalbewaking uitgeschakeld.
• geen toerentalsensor voor de aftakas
aanwezig is.
• de toerentalbewaking niet nodig is.
Zie hiervoor hoofdstuk "Invoer van tekst en
cijfers", bladzijde 58.
5. Bedien het functiekader
Met het functiekader
namen van de gekozen tractoren
veranderen.
Advies!
68
de invoer
.
Fig. 54
de invoer
Fig. 55
of
de invoer
1
Fig. 56
.
kunt de
UF 01 SB 238. 07.04