10-48
Verzorging van het voertuig
3. Selecteer met de knop MENU
het menu Voertuiginformatie op
het Driver Information
Center (DIC).
4. Blader met het duimwiel omlaag
naar het scherm Tire Pressure
Menu Item (opties bandenspan-
ningsmenu).
5. Druk op de knop SET/CLR om
de sensorafstemming te starten.
Er moet een bericht verschijnen
met de vraag de procedure te
bevestigen.
6. Druk nogmaals op de knop SET/
CLR om uw keuze te beves-
tigen.
De claxon claxonneert twee keer
om aan te geven dat de
ontvanger zich in de opnieuw
inleren-modus bevindt en het
bericht TIRE LEARNING
ACTIVE (inleren banden actief)
wordt weergegeven op het
DIC-scherm.
7. Start met de band bestuurders-
zijde voor.
8. Plaats het relearn tool naast de
bandwang, bij het ventiel. Druk
vervolgens op de knop om de
TPMS-sensor te activeren. Een
kort signaal van de claxon
bevestigt dat de sensoridentifica-
tiecode op deze band en wielpo-
sitie is afgestemd.
9. Ga verder met de band passa-
gierszijde voor en herhaal de
procedure van stap 8.
10. Ga verder met de band passa-
gierszijde achter en herhaal de
procedure van stap 8.
11. Ga naar de band bestuurders-
zijde achter en herhaal de
procedure in stap 8. De claxon
claxonneert tweemaal om aan
te geven dat de sensoridentifi-
catiecode is afgestemd op de
band bestuurderszijde achter
en het TPMS-sensorafstem-
mingsproces niet langer actief
is. Het bericht TIRE
LEARNING ACTIVE (band
leren actief) in het DIC-scherm
dooft.
12. Draai het contact in de stand
LOCK/OFF (vergrendel/uit).
13. Stel de bandenspanning van
alle vier banden in op het
gewenste spanningsniveau
zoals aangegeven op de
sticker Informatie banden en
belading.
Banden controleren
Wij adviseren u regelmatig,
tenminste eenmaal per maand,
de banden en het reservewiel
(als de auto een reservewiel
heeft) op tekenen van slijtage of
schade te controleren.