Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina
Inhoudsopgave

Advertenties

10-42
Verzorging van het voertuig

Bandenspanning

Voor een optimale werking
moeten de banden op de juiste
spanning zijn gebracht.
Let op: Zowel een te lage als
te hoge bandenspanning is
onwenselijk. Een te lage
bandenspanning kan
leiden tot:
Overbelasting en overver-
hitting van de band, met
een klapband tot gevolg.
Voortijdige of onregelma-
tige slijtage.
Slecht rijgedrag.
Hoger brandstofverbruik.
Een te hoge bandenspanning
kan leiden tot:
Abnormale slijtage.
Slecht rijgedrag.
Stug rijgedrag.
Onnodige schade
vanwege slecht wegdek.
Op het informatielabel voor
banden en laadvermogen van
het voertuig staan de originele
banden en de juiste koude
bandenspanningen vermeld. De
aanbevolen bandenspanning is
de minimum vereiste banden-
spanning die nodig is voor de
maximale belastingscapaciteit
van het voertuig. Zie Maximum
laadvermogen op pagina 9 10.
De wijze waarop het voertuig is
beladen, heeft invloed op het
rijgedrag en het rijcomfort. Het
voertuig mag nooit zwaarder
beladen zijn dan het gespecifi-
ceerde gewicht.
Wanneer controleren?
Controleer de banden minimaal
eenmaal per maand. Vergeet
het compacte reservewiel niet,
als uw voertuig hiermee is uitge-
rust. De bandenspanning van
het compacte reservewiel moet
in koude staat 420 kPa (60 psi)
bedragen. Zie Compact reserve-
wiel op pagina 10 71.
Werkwijze voor controle
Gebruik een nauwkeurige
handmeter om de bandenspan-
ning te controleren. De juiste
bandenspanning kan niet
worden vastgesteld door de
banden te bekijken. Controleer
de bandenspanning bij koude
banden. Dit betekent dat
gedurende de laatste drie uur
niet met het voertuig is gereden
of niet meer dan 1,6 km (1 mijl)
is afgelegd.

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave