Draaiende motor bij
geparkeerd voertuig
Het is beter om de motor niet te
laten draaien als het voertuig is
geparkeerd.
Laat u het voertuig met een draai-
ende motor achter, volg dan de
juiste procedure om te voorkomen
dat het zich in beweging zet. Zie
Schakelen naar stand Park op
pagina 9 18 en Motoruitlaat op
pagina 9 22. Heeft het voertuig een
handgeschakelde versnellingsbak,
dan zie Parkeren (handgeschakelde
versnellingsbak) op pagina 9 21.
Indien op een heuvel wordt gepar-
keerd en een aanhanger wordt
getrokken, zie Rijeigenschappen en
tips voor het slepen op pagina 9 46.
Automatische
versnellingsbak
De versnelling die momenteel is
ingeschakeld, staat linksonder op
het Driver Information Center-dis-
play (DIC) weergegeven. Wanneer
de sportmodus is ingeschakeld,
wordt een S weergegeven. Indien
de Handmatige modus actief is,
worden een M en de huidige
versnelling weergegeven.
Rijden en bedienen
P (Park): In deze stand worden de
achterwielen vergrendeld. Deze
stand kan het beste worden gebruikt
wanneer het voertuig wordt gestart,
aangezien het voertuig dan niet
zomaar kan gaan rijden.
WAARSCHUWING
Het is gevaarlijk om het voertuig
te verlaten als de schakelhendel
niet volledig in de stand P (Park)
staat en de handrem niet stevig is
aangetrokken. Het voertuig kan
dan wegrollen.
Verlaat daarom het voertuig niet
als de motor draait. Als de motor
nog draait, kan het voertuig
plotseling gaan rijden. Voor u en
anderen bestaat dan gevaar voor
persoonlijk letsel. Om ervoor te
zorgen dat het voertuig, ook op
een tamelijk vlakke ondergrond,
niet kan gaan rijden, moet u de
handrem aantrekken en de
9-23
(Vervolg)