WAARSCHUWING
(Vervolg)
het voertuig tijdens het rijden
alleen uit indien sprake is van een
noodsituatie.
Indien u het voertuig niet aan de
kant kunt zetten en tijdens het rijden
moet uitschakelen, moet u het
contact naar ACC/ACCESSORY
(acc/accessoire) schakelen.
2 (ACC/ACCESSORY) (acc/acces-
soire): In deze stand worden
sommige elektrische accessoires
nog van stroom voorzien. Het stuur-
wiel en het ontstekingssysteem zijn
niet meer geblokkeerd. Om de
sleutel vanuit ACC/ACCESSORY
naar LOCK/OFF te verplaatsen,
drukt u de sleutel in en draait u deze
naar LOCK/OFF.
3 (ON/RUN) (aan/rijden): Het
contactslot staat in deze stand
terwijl de motor draait. U kunt deze
stand gebruiken om elektrische
accessoires te gebruiken, zoals de
ventilator en het 12-volt aansluitcon-
tact, evenals om sommige
waarschuwings- en controlelampjes
te laten werken. Deze stand is ook
te gebruiken voor service en
diagnose en om de juiste werking
van de multifunctionele controle-
lamp te controleren, wat nodig kan
zijn voor inspectie van de uitlaatgas-
emissie. In deze stand is bovendien
de transmissie ontgrendeld bij
voertuigen met een automatische
versnellingsbak.
De accu kan worden uitgeput
wanneer de sleutel in de stand
ACC/ACCESSORY of ON/RUN
staat bij uitgeschakelde motor. De
auto start wellicht niet wanneer
gedurende een lange periode
stroom aan de accu onttrokken is.
Rijden en bedienen
4 (START): In deze positie start de
motor. Laat de sleutel los zodra de
motor start. De contactschakelaar
keert terug naar ON/RUN om
normaal te kunnen rijden.
Als de bestuurdersdeur wordt
geopend terwijl de sleutel nog in het
contact zit en het contact in de
stand ACC/ACCESSORY of LOCK/
OFF staat, klinkt een waarschu-
wingssignaal. Indien het contactslot
moeilijk kan worden gedraaid, zie
Sleutels op pagina 2 1.
9-15