1-16
Kort en bondig
StabiliTrak®-systeem
StabiliTrak biedt ondersteuning bij
de besturing van de auto onder
moeilijke rijomstandigheden. Het
systeem wordt bij het starten steeds
automatisch ingeschakeld.
U zet zowel de tractieregeling
als de elektronische stabiliteits-
regeling uit door de TCS/Stabili-
Trak-knop
op de console vóór
de schakelhendel ingedrukt te
houden.
en
lichten op.
Druk nogmaals op de TCS/
StabiliTrak-knop om beide
systemen weer in te schakelen.
Zie StabiliTrak®-systeem op
pagina 9 32.
Bandenspanningscon-
trole
Deze auto kan voorzien zijn van een
bandenspanningscontrolesysteem
(TPMS).
De waarschuwingslamp voor een te
lage bandenspanning waarschuwt
wanneer de bandenspanning in één
van de banden flink is gedaald.
Wanneer de waarschuwingslamp
oplicht, moet u zo snel mogelijk
stoppen en de banden volgens de
voorschriften oppompen, zie het
informatielabel over de banden en
het laadvermogen. Zie Max.
laadvermogen op pagina 9 10. De
waarschuwingslamp blijft branden
tot de bandenspanning is gecorri-
geerd.
Het waarschuwingslampje voor lage
bandenspanning kan bij koud weer
gaan branden als het voertuig wordt
gestart, en vervolgens uitgaan als
het voertuig begint te rijden. Dit kan
een tijdige indicatie zijn dat de
bandenspanning te laag wordt en
dat u de banden volgens de
voorschriften moet oppompen.
Het TPMS is geen vervanging voor
het maandelijkse onderhoud van de
banden. Zorg dat de banden goed
op spanning blijven.
Zie Bandenspanningscontrolesys-
teem op pagina 10 44.
Bandenreparatieset met
compressor
Deze auto kan zijn voorzien van een
reservewiel met gereedschap om
het wiel te verwisselen of een
bandenreparatieset met compressor.
Deze set kan worden gebruikt om
kleine gaatjes in bandenprofiel tijde-
lijk te dichten. Zie Bandenrepara-
tieset met compressor op
pagina 10 58.