Vergrendelen van de auto met
volledig ingeschakeld alarm
Inschakelen
F Zet het contact af en verlaat de auto.
F Vergrendel de auto met de afstandsbediening of
met het "Keyless entry and start"-systeem.
Het alarmsysteem is geactiveerd: het rode lampje
van de knop knippert één keer per seconde en
de richtingaanwijzers gaan gedurende ongeveer
2 seconden branden.
De uitwendige beveiliging wordt 5 seconden
nadat de auto is vergrendeld, ingeschakeld.
De interieur- en wegsleepbeveiliging worden
45 seconden nadat de auto is vergrendeld,
ingeschakeld.
Indien een portier, de achterklep of de
motorkap niet goed is gesloten, wordt de auto
niet vergrendeld, maar worden de uitwendige
beveiliging, de interieurbeveiliging en de
wegsleepbeveiliging na 45 seconden wel
ingeschakeld.
Uitschakelen
F Druk op de ontgrendelknop van de
afstandsbediening.
of
F Ontgrendel de auto met het Keyless entry and
start-systeem.
Het alarmsysteem wordt uitgeschakeld; het lampje
van de knop gaat uit en de richtingaanwijzers
knipperen gedurende ongeveer 2 seconden.
Als de auto automatisch opnieuw wordt
vergrendeld (als binnen 30 seconden één van
de portieren of de achterklep niet is geopend),
wordt het alarmsysteem automatisch weer
ingeschakeld.
Vergrendelen van de auto
met alleen de uitwendige
beveiliging ingeschakeld
Deactiveer de interieurbeveiliging en de
wegsleepbeveiliging om vals alarm te voorkomen,
bijvoorbeeld wanneer:
-
een huisdier in de auto wordt achtergelaten;
Toegang tot de auto
-
een ruit of het schuifdak op een kier blijft staan;
-
de auto wordt gewassen;
-
een wiel wordt verwisseld;
-
de auto wordt gesleept;
-
de auto wordt vervoerd per schip.
Uitschakelen van de interieur- en
wegsleepbeveiliging
F Zet het contact af en druk binnen 10 seconden
op de knop tot het lampje blijft branden.
F Verlaat de auto.
F Vergrendel de auto onmiddellijk met de
afstandsbediening of het Keyless entry and start-
systeem.
Alleen de uitwendige beveiliging wordt ingeschakeld;
het lampje van de knop zal één keer per seconde
knipperen.
2
57