Rijden
F Zet, bij een draaiende motor, knop 1 in de
stand "CRUISE" om de snelheidsregelaar te
selecteren, de functie is nog niet ingeschakeld
(weergegeven in grijs).
F Druk tijdens het rijden op een van de toetsen
2 of 3: de actuele snelheid van uw auto wordt de
ingestelde snelheid.
De snelheidsregelaar wordt ingeschakeld
(weergegeven in groen).
De afstand tot de voorligger is standaard ingesteld
op "Normaal" (2 streepjes).
Zo niet, dan wordt de laatst ingestelde waarde
gebruikt bij het inschakelen van de functie.
Door het contact uit te schakelen wordt de
ingestelde snelheidswaarde van de bestuurder
geannuleerd.
Onderbreken
Het onderbreken van de snelheidsregelaar kan
worden uitgevoerd:
-
door bediening door de bestuurder:
• Van toets 4 (Pause).
• Van het rempedaal.
• Van de hendel van de elektrische parkeerrem.
• Bij het vanuit de stand D in de stand N zetten
van de automatische transmissie.
186
-
automatisch, wanneer om veiligheidsredenen het
DSC-systeem wordt geactiveerd.
Als de snelheidsregelaar automatisch
wordt onderbroken, kan deze pas opnieuw
worden geactiveerd als weer aan alle
veiligheidsvoorwaarden wordt voldaan.
De melding "Inschakelen geweigerd,
omstandigheden ongeschikt" wordt
weergegeven zolang het niet mogelijk is om de
adaptieve snelheidsregelaar weer te activeren.
Om de functie opnieuw in te schakelen moet
de bestuurder het gaspedaal intrappen, harder
gaan rijden dan 30 km/h en vervolgens op
toets 2,3 of 4 drukken.
Wacht om veiligheidsredenen tot de huidige
snelheid de ingestelde snelheid heeft bereikt
voordat u de functie opnieuw inschakelt met
toets 4.
Uitvoeringen met een automatische
transmissie
Na het afremmen van de auto waardoor deze
tot stilstand is gebracht, zorgt het systeem dat
de auto blijft stilstaan; de snelheidsregelaar
wordt onderbroken.
De bestuurder moet het gaspedaal intrappen
om weg te rijden en vervolgens het systeem
heractiveren door harder te rijden dan 30 km/h
en toets 2, 3 of 4 in te drukken.
Als de bestuurder geen actie onderneemt
nadat de auto tot stilstand is gekomen, wordt
na enkele minuten automatisch de elektrische
parkeerrem geactiveerd.
Wijzigen van de ingestelde
snelheid
De ingestelde snelheid kan worden gewijzigd als bij
draaiende motor de snelheidsregelaar is geactiveerd
(groen).
Wijzigen op basis van de actuele
wagensnelheid
F Door herhaaldelijk kort indrukken van toets 2 of
3 kunt u de snelheid verhogen of verlagen in
stappen van 1 km/h.
F Door toets 2 of 3 langer ingedrukt te houden kunt
u de snelheid verhogen of verlagen in stappen
van 5 km/h.
Wees voorzichtig: als de toets 2 of 3 langdurig
ingedrukt wordt gehouden, wordt de snelheid
van uw auto zeer snel gewijzigd.
Wijzigen op basis van de
snelheidslimietherkenning
F De gedetecteerde snelheidslimiet wordt
weergegeven op het instrumentenpaneel.