Inschakelen/uitschakelen
F Zet de ring van de lichtschakelaar in de stand
"AUTO".
F Selecteer in het menu Auto/Rijden
het tabblad "Rijfuncties" en daarna
"Automat. aan/uit grootlicht".
De systeemstatus blijft na het afzetten van het
contact opgeslagen in het geheugen.
Werking
Als de omgeving voldoende is verlicht en/of als de
verkeerssituatie het gebruik van het grootlicht niet
toelaat:
-
de dimlichten blijven ingeschakeld:
op het instrumentenpaneel gaan
deze lampjes branden.
In een zeer donkere omgeving en als de
verkeerssituatie het toelaat:
-
het grootlicht wordt automatisch
ingeschakeld: op het
instrumentenpaneel gaan deze
lampjes branden.
Verlichting en zicht
Het systeem schakelt de functie tijdelijk uit als het
dichte mist detecteert.
Zodra de auto de mistbank uit rijdt, wordt de functie
automatisch weer ingeschakeld.
Dit verklikkerlampje gaat uit als de
functie wordt uitgeschakeld.
Onderbreken
De bestuurder kan indien nodig op elk moment zelf
de verlichting omschakelen.
F Geef een lichtsignaal om de werking van de
functie te onderbreken; het verlichtingssysteem
wordt overgeschakeld op de stand "automatische
verlichting":
- als de verklikkerlampjes "AUTO" en
"Dimlicht" groen brandden, zal het systeem
overschakelen op het grootlicht,
- als de verklikkerlampjes "AUTO" en
"Grootlicht" blauw brandden, zal het systeem
overschakelen op het dimlicht.
Geef nogmaals een lichtsignaal om de functie weer
te activeren.
4
117