Waarden worden meteen opgeslagen wanneer u ze typt, u hoeft niet op ¸ te
drukken. Wanneer u op ¸ drukt, verspringt de cursor naar de volgende
venstervariabele. Als u een uitdrukking typt, wordt deze uitgewerkt wanneer u de cursor
naar een ander venster verplaatst, of wanneer u de Window Editor verlaat.
In het basisscherm of in een programma
In het basisscherm of in een programma
In het basisscherm of in een programma
In het basisscherm of in een programma
Het is ook mogelijk waarden direct onder venstervariabelen op te slaan in het
basisscherm of in een programma. Zie "Variabele waarden opslaan en opvragen" in
Werken met de rekenmachine.
De grafische opmaak veranderen
De grafische opmaak veranderen
De grafische opmaak veranderen
De grafische opmaak veranderen
U kunt de grafische opmaak instellen voor het weergeven of verbergen van referentie-
elementen zoals de assen, een rooster, en de coördinaten van de cursor. De
verschillende modi voor het plotten van functies, zoals function, parametric, polar, etc.,
beschikken over hun eigen, onafhankelijke set van grafische weergaven.
Grafische opmaak-instellingen weergeven
Grafische opmaak-instellingen weergeven
Grafische opmaak-instellingen weergeven
Grafische opmaak-instellingen weergeven
In de Y= Editor, de Window Editor of het scherm Graph drukt u op ƒ en kiest u
.
9:Format
Grafieken van functies
•
Het dialoogvenster GRAPH FORMATS
toont de actieve instellingen.
•
Om het venster te verlaten zonder een
verandering aan te brengen, drukt u op
N.
352