3. Druk op ¸ of op ... om de cursor op de invoerregel te zetten.
4. Typ de uitdrukking om de functie te definiëren.
•
De onafhankelijke variabele is in deze modus x.
•
De uitdrukking kan verwijzen naar andere variabelen, inclusief matrices, lijsten
en andere functies. Alleen floats en lijsten van floats zullen een plot produceren.
voor een niet-gedefinieerde functie is het niet nodig om op ¸ of ...
Opmerking:
te drukken. Wanneer u begint te typen verspringt de cursor naar de invoerregel.
5. Wanneer u klaar bent met het typen van de uitdrukking, drukt u op ¸.
De functielijst toont nu de nieuwe functie, die automatisch geselecteerd wordt voor het
tekenen van de grafiek.
als u de cursor per ongeluk naar de invoerregel verplaatst, drukt u op N
Opmerking:
om hem weer op de functielijst te zetten.
Een functie bewerken
Een functie bewerken
Een functie bewerken
Een functie bewerken
Vanuit de Y= Editor gaat u als volgt te werk.
1. Druk op D en op C om de functie te markeren.
2. Druk op ¸ of op ... om de cursor op de invoerregel te zetten.
3. Voer één van de volgende handelingen uit.
Verplaats de cursor binnen de uitdrukking met B en A om deze te bewerken.
•
Zie "Een uitdrukking op de invoerregel bewerken" in Werken met de
rekenmachine.
– of –
Grafieken van functies
343