In de instelling
worden gedeeltes die niet opgelost kunnen worden,
weergegeven als een impliciete vergelijking of
ongelijkheid.
Gebruik de operator "|" om het oplossingsinterval en/of
andere variabelen, die in de vergelijking of ongelijkheid
voorkomen, te beperken. Wanneer u in één interval
een oplossing vindt, kunt u de
ongelijkheidsoperatoren gebruiken om dat interval uit
te sluiten van volgende zoekprocedures.
wordt als resultaat gegeven indien er geen
false
reële oplossingen worden gevonden.
resultaat gegeven indien
elke eindige reële waarde van
vergelijking of ongelijkheid.
Aangezien
geeft, kunt u "en", "of" en "niet" gebruiken om
resultaten van
Booleaanse uitdrukkingen te combineren.
Oplossingen kunnen een unieke nieuwe niet-
gedefinieerde variabele van de vorm @
j
waarbij
een geheel getal in het interval 1–255 is.
Dergelijke variabelen staan voor een willekeurig
geheel getal.
Voor machten met gebroken exponenten waarvan de
noemers oneven zijn liggen de resultaten in de modus
real uitsluitend op de reële as. In het geval van
uitdrukkingen die verschillende (dikwijls oneindig veel)
resultaten kunnen genereren (zoals machten met
gebroken exponenten, logaritmen en inverse
goniometrische functies) zal steeds alleen het meest
voor de hand liggende resultaat berekend worden. Als
gevolg hiervan produceert
die corresponderen met dit reële geval of met dit meest
voor de hand liggende resultaat.
Opmerking: zie ook
en
zeros()
vergelijking1
solve(
varOfSchatting1
Booleaanse uitdrukking
Geeft mogelijke reële oplossingen voor het stelsel
vergelijkingen. Iedere
een variabele waarvoor u wilt oplossen.
U kunt als u dat wilt een beginschatting formuleren
voor een variabele. Iedere
volgende vorm hebben:
variabele
– of –
variabele
Bijvoorbeeld, zowel
964
van de modus
EXACT
Exact/Approx
kan bepalen dat
solve()
voldoet aan de
var
altijd een Booleaans resultaat
solve()
met elkaar of met andere
solve()
alleen oplossingen
solve()
,
cSolve()
cZeros()
.
vergelijking2
and
[and
varOfSchatting2
...
[
]
,
,
varOfSchatting
varOfSchatting
=
reëel of niet-reëel getal
als
is geldig.
x
x=3
,
exact(solve((x ì a)
(x ì a),x)) ¸
In de hoekmodus Radian:
solve(tan(x)=1/x,x)|x>0 and x<1 ¸ x
solve(x=x+1,x) ¸
wordt als
true
solve(x=x,x) ¸
2x ì 1 1 and solve(x^2 ƒ 9,x) ¸
In de hoekmodus Radian:
j
bevatten,
n
solve(sin(x)=0,x) ¸
solve(x^(1/3)= ë 1,x) ¸
solve( ‡ (x)= ë 2,x) ¸
solve( ë ‡ (x)= ë 2,x) ¸
,
nSolve()
...
solve(y=x^2 ì 2 and
],
}) ⇒ ⇒ ⇒ ⇒
x+2y= ë 1,{x,y}) ¸
specificeert
moet de
Appendix A: Functies en instructies
^(x)= ë x ù
e
x + x = 0 or x = a
e
false
true
x 1 and x ƒ ë 3
x = @n1 ø p
x = ë 1
false
x = 4
x=1 and y= ë 1
or x= ë 3/2 and y=1/4