Gebruik 2 ° zoals beschreven in Geheugen- en variabelenbeheer om
-
variabelen en/of Flash-toepassingen te bekijken en te verwijderen.
•
In het basisscherm:
-
Wis het geschiedenisgebied (,
U kunt ook het aantal paren, dat wordt onthouden, verminderen door ,
-
gebruiken.
Gebruik 3 om Exact/Approx = APPROXIMATE in te stellen. (Deze instelling
•
gebruikt minder geheugen voor resultaten met een groot aantal cijfers dan AUTO of
EXACT. Voor resultaten met een klein aantal cijfers, gebruikt deze instelling echter
meer geheugen.)
Probleemstellingen vereenvoudigen
Probleemstellingen vereenvoudigen
Probleemstellingen vereenvoudigen
Probleemstellingen vereenvoudigen
•
Splits het probleem op in delen.
-
Splits
solve(
afzonderlijk op en combineer de resultaten.
•
Als een aantal niet-gedefinieerde variabelen alleen in een bepaalde combinatie
voorkomt, vervangt u deze combinatie door één variabele.
-
Als m en c alleen voorkomen als
-
Vervang in de uitdrukking
Vervang in de uitkomst c door (a+b).
•
Voor uitdrukkingen die onder een gemeenschappelijke noemer zijn gebracht,
vervangt u sommen in de noemers door unieke, nieuwe, niet-gedefinieerde
variabelen.
Manipulatie van symbolen
aùb=0,
in
var )
solve(
(
a
+
------------------------------------------------- -
) of verwijder onnodige paren in dit gebied.
8
a=0,
en
var)
solve(
2
ù
, vervangt u
m
c
2
2
)
(
)
b
+
a
+
b
, (a+b) door c en gebruik
2
(
)
1
–
a
+
b
b=0,
. Los ieder deel
var)
2
ù
door e.
m
c
te
9
2
2
c
+
c
-------------------- -
.
2
1 c
–
310