Parkeerhulp
De parkeerhulp bepaalt met behulp van ultrasoonsensoren de afstand van de
achter- resp. voorbumper tot een obstakel. De sensoren bevinden zich in de ach-
terbumper.
Reikwijdte van de sensoren
De afstandswaarschuwing begint op een afstand van circa 160 cm tot het obsta-
kel (zone
» Afbeelding
83). Met de vermindering van de afstand wordt het in-
A
terval tussen de geluidsimpulsen korter.
Vanaf een afstand van circa 30 cm (zone
renzone. Vanaf hier moet u niet verder achteruitrijden!
Bij navigatiesystemen en enkele af fabriek ingebouwde radio's wordt de afstand
tot het obstakel tegelijkertijd grafisch op het display weergegeven, zie het in-
structieboekje van de radio resp. het navigatiesysteem.
Bij wagens die af fabriek van een trekhaak zijn voorzien, begint de signalerings-
grens van de gevarenzone - aanhoudende toon - 5 cm verder van de wagen. De
lengte van de wagen kan door een ingebouwde afneembare trekhaak groter wor-
den.
Bij auto's met af fabriek ingebouwde trekhaak worden bij aanhangwagengebruik
de sensoren achter uitgeschakeld.
Parkeerhulp achter activeren en deactiveren
Als het contact is ingeschakeld, wordt de parkeerhulp bij het inschakelen van de
achteruitversnelling automatisch geactiveerd. Dit wordt door een kort akoestisch
signaal bevestigd.
Door de versnellingshendel uit de achteruitversnelling te halen, wordt de par-
keerhulp gedeactiveerd.
90
Bediening
Afbeelding 83
Parkeerhulp: Reikwijdte van de
sensoren
) klinkt een aanhoudende toon - geva-
B
ATTENTIE
De parkeerhulp is geen vervanging voor de oplettendheid van de bestuur-
■
der, zodat de verantwoordelijkheid bij het parkeren en vergelijkbare rijma-
noeuvres altijd bij de bestuurder ligt. Vooral op kleine kinderen en dieren let-
ten, omdat deze niet altijd door de sensoren van de parkeerhulp worden
waargenomen.
Voor het achteruitrijden resp. het inparkeren controleren of zich voor en
■
achter de wagen geen klein obstakel, bijvoorbeeld een steen, dunne paal,
aanhangerdissel of iets dergelijks, bevindt. Dit obstakel kan door de sensoren
van de parkeerhulp eventueel niet herkend worden.
Oppervlakken van bepaalde voorwerpen en van kleding kunnen de signalen
■
van de parkeerhulp niet altijd reflecteren. Daarom kunnen deze voorwerpen
of personen die dergelijke kleding dragen, niet door de sensoren van de par-
keerhulp worden herkend.
Externe geluidsbronnen kunnen een storend effect hebben op de parkeer-
■
sensoren. Onder ongunstige omstandigheden kunnen voorwerpen of mensen
eventueel niet herkend worden.
Let op
Als na activering van het systeem circa 3 seconden lang een waarschuwings-
■
toon klinkt en er zich geen obstakel in de buurt van de wagen bevindt, is er spra-
ke van een systeemstoring. De storing door een specialist laten verhelpen.
Om te zorgen dat de parkeerhulp goed kan werken, moeten de sensoren
■
schoon schoon en ijsvrij worden gehouden.
Als de parkeerhulp geactiveerd is en de keuzehendel van de automatische ver-
■
snellingsbak in stand P staat, wordt de waarschuwingstoon onderbroken (de wa-
gen kan zich niet bewegen).
Snelheidsregelsysteem (SRS)
ä
Inleiding voor het onderwerp
In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:
Snelheid opslaan
Opgeslagen snelheid wijzigen
Snelheidsregelsysteem tijdelijk uitschakelen
Snelheidsregelsysteem volledig uitschakelen
91
91
92
92
£