Bij minder ernstige frontale botsingen en aanrijdingen van opzij of van achteren
en het kantelen of over de kop slaan van de wagen worden de airbags niet geac-
tiveerd.
Activeringsfactoren
De voor elke situatie geldende activeringsvoorwaarden van het airbagsysteem
kunnen niet exact worden gedefinieerd. Een belangrijke rol hierbij spelen bijvoor-
beeld factoren zoals de aard van het obstakel dat door de wagen wordt geraakt
(hard, zacht), de botsingshoek, rijsnelheid enzovoort.
Doorslaggevend voor de activering van de airbags is de optredende mate van ver-
traging. Het regelapparaat analyseert het verloop van de botsing en activeert het
betreffende veiligheidssysteem. Als de tijdens de botsing optredende en geme-
ten vertraging van de wagen onder de in het regelapparaat aangegeven referen-
tiewaarden blijft, worden de airbags niet geactiveerd, hoewel de wagen als ge-
volg van de botsing vrij sterk vervormd kan zijn.
Bij ernstige frontale aanrijdingen worden de volgende airbags geactiveerd:
›
bestuurdersvoorairbag,
›
bijrijdersvoorairbag.
Bij ernstige aanrijdingen van opzij worden de volgende airbags geactiveerd:
›
zij-airbags voorin aan zijde van het ongeval,
›
hoofdairbags aan zijde van het ongeval.
Als zich een ongeval met activering van een airbag voordoet:
›
gaat de binnenverlichting branden (wanneer de schakelaar voor de binnenver-
lichting in de de portiercontactstand staat,
›
worden de alarmlichten ingeschakeld,
›
worden alle portieren ontgrendeld,
›
wordt de brandstoftoevoer naar de motor onderbroken.
Let op
Bij het opblazen van de airbag komt een grijs-wit of rood, onschadelijk gas vrij.
Dat is volkomen normaal en betekent niet dat er in de wagen brand is uitgebro-
ken.
116
Veiligheid
Voorairbags
ä
Inleiding voor het onderwerp
In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:
Beschrijving van de voorairbags
Werking van de voorairbags
ATTENTIE
Het is belangrijk dat de bestuurder en bijrijder een afstand van minstens
■
25 cm tot het stuurwiel resp. het dashboard aanhouden
Als de minimumafstand niet wordt aangehouden, kan het airbagsysteem u
niet beschermen - levensgevaar! Bovendien moeten de voorstoelen en de
hoofdsteunen altijd in overeenstemming met de lichaamsgrootte zijn inge-
steld.
Bij het activeren van de airbag treden grote krachten op, zodat bij een ver-
■
keerde stoelinstelling of zitpositie letsel kan optreden.
Tussen de inzittenden voorin en het werkingsgebied van de airbag mogen
■
zich geen andere personen, dieren of voorwerpen bevinden.
Kinderen mogen nooit onbeschermd op de voorstoel van de wagen worden
■
meegenomen. Als airbags bij een ongeval worden geactiveerd, zouden kinde-
ren zwaar gewond kunnen raken of zelfs worden gedood!
Bij gebruik van een naar achteren gericht kinderzitje op de bijrijdersstoel,
■
moet de bijrijdersvoorairbag beslist buiten werking worden gesteld
120, Airbags buiten werking stellen. Als dat niet gebeurt, kan het kind door de
Afbeelding 99
Veilige afstand tot het stuurwiel
117
117
» Afbeelding 99
.
A
» pagina
£