Draairichtinggebonden banden
ä
Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen
op pagina 155 en volg deze op.
De draairichting is door een pijl op de wang van de band gekenmerkt. De zo aan-
gegeven draairichting moet beslist in acht worden genomen. Alleen zo komen de
optimale eigenschappen van deze band met betrekking tot grip, afrolgeluid, slijta-
ge en aquaplaning volledig tot hun recht.
Als een wiel in een uitzonderingsgeval tegen de draairichting in moet worden ge-
monteerd, voorzichtig rijden omdat de optimale eigenschappen van de band in
deze situatie niet meer gelden.
Reservewiel
ä
Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen
op pagina 155 en volg deze op.
Het reservewiel bevindt zich in de kuip onder de bekleding in de bagageruimte en
is bevestigd met een speciale bout
Voor het verwijderen van het reservewiel moet eerst de box met het wagenge-
reedschap worden verwijderd.
Het is belangrijk de bandenspanning van het reservewiel te controleren (bij voor-
keur bij elke bandenspanningscontrole - zie de sticker op de tankklep
156), zodat het reservewiel op elk moment kan worden gemonteerd.
Als het reservewiel qua afmetingen of uitvoering afwijkt van de banden waarmee
wordt gereden (bijvoorbeeld bij winterbanden, draairichtinggebonden banden),
mag het reservewiel alleen in geval van pech korte tijd en met een voorzichtige
rijstijl worden gebruikt
»
.
158
Raadgevingen voor het gebruik
Afbeelding 127
Bagageruimte: Reservewiel
» Afbeelding
127.
Het wiel moet zo snel mogelijk weer door een normaal wiel met de correcte af-
metingen worden vervangen.
Noodreservewiel
Of uw wagen met een noodreservewiel is uitgerust, kunt u zien aan een waar-
schuwingssticker op de velg van het noodreservewiel.
Bij het rijden met een noodreservewiel de volgende aanwijzingen in acht nemen:
›
Na de montage van het wiel mag de waarschuwingssticker niet zijn afgedekt.
›
Met dit noodreservewiel niet sneller rijden dan 80 km/h en bij het rijden bijzon-
der alert zijn. Volgas accelereren, sterk remmen en het snel nemen van bochten
vermijden.
›
De bandenspanning van dit reservewiel is gelijk aan de maximale bandenspan-
ning voor de standaard gemonteerde banden.
›
Dit noodreservewiel alleen gebruiken tot aan de dichtstbijzijnde specialist, om-
dat dit wiel niet bestemd is voor continu gebruik.
ATTENTIE
In geen geval een beschadigd reservewiel gebruiken.
■
Als het reservewiel qua afmetingen of uitvoering afwijkt van de banden
■
waarmee wordt gereden, nooit sneller rijden dan 80 km/h (50 mph). Volgas
accelereren, sterk remmen en het snel nemen van bochten vermijden.
VOORZICHTIG
De aanwijzingen op de sticker van het noodreservewiel opvolgen.
Let op
Voor de bandenspanning van het reservewiel moet altijd de hoogste banden-
spanning die voor de wagen is voorgeschreven, worden aangehouden.
Wieldop
ä
Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen
op pagina 155 en volg deze op.
» pagina
Lostrekken
›
De draadbeugel uit het wagengereedschap vasthaken aan de versterkte rand
van de wieldop.
›
De wielsleutel door de beugel schuiven, de wielsleutel op de band laten rusten
en de wieldop lostrekken.
£