Milieu-aanwijzing
De motor niet bij stilstand laten warmdraaien. Zo mogelijk direct na het starten
van de motor wegrijden. Daardoor bereikt de motor sneller zijn bedrijfstempera-
tuur en is de uitstoot van schadelijke gassen minder.
Let op
De motor kan alleen met een correct gecodeerde en originele ŠKODA-sleutel
■
worden gestart.
Na het starten van een koude motor kan er korte tijd meer motorgeluid te ho-
■
ren zijn. Dat is een normaal verschijnsel en geen reden om u zorgen te maken.
Nadat het contact is uitgeschakeld, kan de koelluchtventilator ook bij uitge-
■
schakeld contact nog circa 10 minuten verder draaien.
Als de motor ook bij de tweede startpoging niet aanslaat, kan de zekering van
■
de brandstofpomp defect zijn. De zekering controleren en zo nodig vervan-
gen
» pagina
175, Zekeringen resp. de hulp van een specialist inroepen.
Wij adviseren om bij het verlaten van de wagen altijd de stuurinrichting te ver-
■
grendelen. Zo wordt een eventuele poging tot diefstal van uw wagen bemoeilijkt.
Stand van het stuurwiel instellen
Afbeelding 78 Verstelbaar stuurwiel: Hendel onder de stuurkolom / veilige
afstand tot het stuurwiel
ä
Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen
op pagina 83 en volg deze op.
De stand van het stuurwiel kan in hoogte en in lengterichting worden versteld.
›
Eerst de bestuurdersstoel instellen
›
De hendel onder de stuurkolom naar beneden zwenken
84
Bediening
» pagina
53, Voorstoelen.
» Afbeelding 78
›
Het stuurwiel in de gewenste stand (in hoogte en lengterichting) zetten.
›
De hendel tot de aanslag naar boven drukken.
Elektrohydraulische stuurbekrachtiging
ä
Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen
op pagina 83 en volg deze op.
Door de stuurbekrachtiging is voor het sturen minder kracht nodig.
Bij het uitvallen van de stuurbekrachtiging of als de motor niet draait (afslepen),
blijft de wagen volledig bestuurbaar. Voor het sturen moet echter meer kracht
worden uitgeoefend.
Bij een storing van de stuurbekrachtiging brandt in het instrumentenpaneel het
controlelampje
» pagina
Elektronische wegrijbeveiliging (wegrijblokkering)
ä
Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen
op pagina 83 en volg deze op.
In de greep van de sleutel bevindt zich een elektronische chip. Met behulp hier-
van wordt de wegrijblokkering uitgeschakeld als de sleutel in het contactslot
wordt gestoken. Als de sleutel uit het contactslot wordt verwijderd, wordt de
elektronische wegrijblokkering automatisch geactiveerd.
Als bij het starten een niet toegestane sleutel wordt gebruikt, slaat de motor niet
aan.
Op het informatiedisplay wordt het volgende weergegeven:
Immobilizer active. (Wegrijblokkering actief.)
- .
21, Controlelampjes.